Het Nederlandse publiek is in meerderheid niet goed bekend met ‘palliatieve sedatie’. Medische professionals zouden hier meer rekening mee moeten houden wanneer zij communiceren over beslissingen rond het levenseinde. Dat constateren onderzoekers van het Erasmus MC en UMC Utrecht in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG).
Uit het onderzoek onder bijna tweeduizend respondenten komt naar voren dat 40 procent van hen nog nooit van de term ‘palliatieve sedatie’ heeft gehoord. Nog eens 17 procent gaf aan ervan te hebben gehoord, maar niet te weten wat het betekent.
Eén op de vijf respondenten (22 procent) zegt aan de term ‘palliatieve sedatie’ wel te kennen. Niettemin blijken er binnen deze groep verschillende ideeën te leven over wat palliatieve sedatie inhoudt. Zo stellen sommige respondenten palliatieve sedatie gelijk aan ‘stoppen met eten en drinken’ of ‘versterving’.
Verwarren
Veel respondenten blijken palliatieve sedatie te verwarren met euthanasie. Waar euthanasie zich richt op actieve levensbeëindiging, is palliatieve sedatie een medische behandeling die zich richt op het verlichten van ondragelijk lijden in de laatste levensfase. Wel is het zo dat de inzet van zware pijnbestrijdingsmiddelen de levensverwachting kan bekorten. In Nederland werd in 2010 bij 12 procent van alle overlijdens palliatieve sedatie ingezet.
Artsenvereniging KNMG heeft een richtlijn opgesteld voor de toepassing van palliatieve sedatie. Een belangrijk criterium hierin is de levensverwachting van de patiënt. Op basis van de richtlijn mogen medische professionals pas palliatieve sedatie toepassen als de levensverwachting van de patiënt niet langer dan twee weken is. Uit het onderzoek komt naar voren dat publiek en professionals meer waarde hechten aan het lijden van de patiënt en diens wensen omtrent het levenseinde als acceptatiecriteria dan de levensverwachting.
Discrepantie
“Deze discrepantie tussen de mening van het Nederlandse publiek en medische professionals enerzijds en de richtlijn anderzijds kan vragen oproepen”, stellen de onderzoekers. “Moeten de wensen van de patiënt en diens lijden een belangrijkere rol spelen in de morele evaluatie dan het mogelijke levensbekortende effect van de sedatie? Zou de richtlijn voor palliatieve sedatie hierop moeten worden aangepast? Het is daarbij belangrijk ook stil te staan bij het mogelijke effect van het loslaten van het criterium van de beperkte levensverwachting. Als bij patiënten met een langere levensverwachting de duur van sedatie langer is, kan dat onrust en stress geven bij patiënt en naasten. Daarnaast kan de verwarring tussen palliatieve sedatie en euthanasie groter worden, ook voor medische professionals die zich op dit moment veelal gesteund voelen door criteria in de richtlijn en de euthanasiewet, die het verschil tussen beide handelwijzen duidelijk maken.”