Mensen met dementie hebben in de periode voor en na de diagnose meer contact met hun huisarts dan een vergelijkbare groep zonder dementie. Ook hun partners komen geregeld bij de huisarts, vooral in het jaar na de diagnose. Dit blijkt uit een publicatie gebaseerd op onderzoek in de NIVEL Zorgregistraties in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Uit onderzoek met gegevens uit de NIVEL Zorgregistraties eerste lijn blijkt dat mensen met dementie in de twee jaar voor de diagnose en het jaar daarna, vaker contact hebben met de huisarts. Zij komen dan vaker met klachten zoals depressie, schaafwonden, schrammen en blaren of geheugen-, concentratie- en oriëntatiestoornissen. Gemiddeld hebben zij 21,5 contacten met de huisarts en mensen zonder dementie 17,4.
Partners
In dezelfde periode hebben hun partners gemiddeld 18,4 en partners van referentiepatiënten 15 huisartscontacten. “De contacten van de partners zijn vaak gerelateerd aan de ziekte van hun demente partner”, stelt NIVEL-onderzoeker Patriek Mistiaen. “Het is van belang dat huisartsen attent zijn op klachtenpatronen die mogelijk op dementie wijzen, en ook dat er voor en na diagnose goed op de mantelzorgers wordt gelet.” Van de mensen met dementie woont tweederde thuis, waardoor hun partner meestal de eerste is die deze symptomen opmerkt en het leeuwendeel van de zorg op zich neemt. Die zorg is voor partners vaak zwaar, waardoor dit bij hen ook tot meer of nieuwe gezondheidsproblemen kan leiden.
In Nederland hebben ongeveer een kwart miljoen mensen dementie. Naar verwachting zal dit door de vergrijzing toenemen tot een half miljoen in 2040. De huisartsgegevens voor dit Nivel-onderzoek zijn afkomstig uit 85 huisartspraktijken met 335.000 ingeschreven patiënten.