Het kabinet wil minimumeisen stellen aan de arbodienstverlening door bedrijfsartsen. Minister Asscher van Sociale Zaken neemt maatregelen om de onafhankelijke positie van de bedrijfsarts te versterken.
Het wetsvoorstel is gepubliceerd op Internetconsultatie.nl.
De bedrijfsarts heeft een adviserende rol zowel naar de werkgever als naar de werknemer. Maar in de praktijk komt het voor dat de werkgever de verzuimbegeleiding geheel aan de bedrijfsarts overlaat en dat een werkgever daarin niet zijn eigen verantwoordelijkheid neemt. “De bedrijfsarts komt dan voor een afweging te staan waarbij het risico bestaat dat de belangen van de werkgever zwaarder worden gewogen”, aldus het kabinet. De bedrijfsarts moet juist de gezondheid van de werknemers voorop stellen.
Ontoereikende zorg
Omdat het zwaarder laten wegen van de belangen van de werkgever kan leiden tot ontoereikende zorg, worden in de wet minimumeisen gesteld aan het contract tussen arbodienstverleners en werkgevers. Dit contract heeft enerzijds betrekking op de taken waarbij de werkgever zich in ieder geval moet laten ondersteunen. Anderzijds betreft het de eis dat arbodienstverleners op professionele wijze hun werk kunnen uitvoeren. Voor de bedrijfsarts in het bijzonder zijn een aantal eisen of garanties expliciet benoemd zodat zeker wordt gesteld dat deze hun professie op volwaardige wijze kunnen uitoefenen. Dit contract bevordert ook de mogelijkheden van de Inspectie SZW voor handhaving.
Met de wetswijziging wil het kabinet de betrokkenheid van werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie in het bedrijf, en de positie van de bedrijfsarts versterken. Zo wordt verduidelijkt hoe het zit met de adviserende rol van de bedrijfsarts, met de ruimte voor professionele beroepsuitoefening door bedrijfsarts, met het basiscontract arbodienstverlening en komen er meer mogelijkheden voor handhaving en toezicht. De wetswijziging vormt deel van een bredere aanpak waarbij met vooral stimulerende maatregelen wordt beoogd om de bedrijfsgezondheidszorg en de duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking te verbeteren.