Tekorten op de jeugdzorg zetten de jeugdzorgregio’s onder druk. De 42 regio’s, die in 2015 verplicht zijn gevormd, vallen op meerdere plekken uit elkaar. De betrokken gemeenten zoeken alternatieve manieren om de tekorten tegen te gaan. Daarbij gaan ze liever hun eigen gang. Alleen: dat maakt de jeugdzorg weer duurder, want de administratieve kosten nemen toe.
Dat voorspelt onderzoeker Niels Uenk van PPRC op 21 september in vakblad Binnenlands Bestuur. PPRC is het researchcentrum over inkoop en aanbesteding in de publieke sector. Zij publiceerden voor de zomer samen met het Nederlands Jeugdinstituut een onderzoek waaruit blijkt dat de jeugdzorgregio’s al een stuk zwakker staan dan bij de start in 2015. Bij bijvoorbeeld de inkoop van ambulante jeugdhulp en dyslexie zijn er nu al veel meer samenwerkingsverbanden dan de 42 oorspronkelijke jeugdhulpregio’s.
Resultaatbekostiging
De belangrijkste reden is dat de gemeenten jeugdzorg niet meer op prijs afrekenen, maar kiezen voor resultaatbekostiging. Daarover verschillen de opvattingen sterk, zo blijkt. Daarnaast is duidelijk geworden dat de oorspronkelijke indeling in 42 regio’s eigenlijk niet zo logisch was.
Onlangs bleek dat 21 gemeenten in Zuidoost Brabant stoppen met de gezamenlijke inkoop van jeugdzorg. Zo splitsen Helmond en negen andere gemeenten zich af van Eindhoven. Ook Drenthe en Limburg zijn uiteen gevallen in kleinere subregio’s.
Aanbestedingen
Zorgaanbieders zijn niet blij met deze versnippering, zo constateert Uenk. Het gaat de administratieve lasten enorm opdrijven. Ze moeten met veel meer aanbestedingen mee gaan doen en krijgen te maken met veel meer verschillende tarieven, declaratie- en uitvoeringseisen. Bovendien verdwijnt zo de structuur voor zeer specialistische functies in de jeugdzorg.