Het Kinderrechtencomité van de Verenigde Naties (VN) heeft kritiek op het Nederlandse jeugdbeleid. Het comité maakt zich onder meer zorgen over de gevolgen van de decentralisatie van de jeugdzorg.
Sinds 1 januari zijn in Nederland de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Het comité wijst op de ongelijkheid die decentralisatie tussen de gemeenten teweeg kan brengen in de toegang tot zorg voor kinderen en jongeren. Ook kan de enorme tijdsdruk waaronder de decentralisatie is ingevoerd effect hebben gehad op de kwaliteit van de jeugdhulp en de tijdige beschikbaarheid daarvan in de gemeente. Eerder liet de Kinderombudsman zich kritisch uit over deze ontwikkeling.
Daarnaast maakt het VN-kinderrechtenorgaan zich over de uitvoering van de wet Passend Onderwijs en de problemen met persoonsgebonden budgetten en de gevolgen daarvoor voor kwetsbare kinderen en jongeren.
Ook zijn er zorgen over het stijgende aantal slachtoffers van kindermishandeling, verwaarlozing en seksueel geweld tegen kinderen in instellingen en pleeggezinnen. Gevallen van kindermishandeling worden door professionals te weinig gemeld, er wordt onvoldoende gedaan om kindermishandeling te voorkomen en ook de zorg en bijstand voor slachtoffers van kindermishandeling en verwaarlozing is niet goed op orde.
Het Kinderrechtencomité is bovendien bezorgd over het hoge aantal kinderen die is geplaatst in instellingen. Nederland zou meer moeten investeren in (het werven) van pleeggezinnen, vooral in pleeggezinnen voor kinderen die ouder zijn dan tien jaar, voor kinderen met een andere etnische achtergrond en die broertjes en zusjes samen kunnen opvangen.
In de rapportage doet het kinderrechtenorgaan meer dan 60 aanbevelingen aan de Nederlandse overheid. Kinderombudsman Marc Dullaert onderschrijft de aanbevelingen van het comité. “De Nederlandse regering heeft het verdrag ondertekend en beloofd zich er aan te houden. Ik wil dan ook graag met de regering in gesprek over hoe Nederland gehoor gaat geven aan de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité. “