AppleMark
De governance in het nieuwe decentrale zorgstelsel wordt in sterke mate beheerst door ‘oud denken’. Toezicht, sturing en verantwoording liggen nog altijd bij externe instanties en niet bij de burger, die de beoogde spil van het nieuwe stelsel is.
Dat stellen Mirella Minkman en Henk Nies van kennisinstituut Vilans in de opstelbundel ‘Zorg voor toezicht’. Volgens Minkman en Nies zijn er verschillende ontwikkelingen die een heroriëntatie op governance noodzakelijk maken. Zo staat de legitimiteit van het traditionele governance-model steeds verder onder druk door de groeiende afstand tussen bestuur en praktijk.
Afstand
“Bij de burgers leeft onvrede over de manier waarop zorgorganisaties en het zorg- en welzijnsstelsel aansluiten bij hun behoeften”, stellen Minkman en Nies. “De afstand tot de leiding wordt als groot ervaren. Daarnaast heerst er maatschappelijk een negatief beeld over bestuurders als het bijvoorbeeld om hun honorering gaat. […] De zorg als systeem is ver verwijderd geraakt van het alledaagse leven van ‘gewone’ mensen. Die voelen zich ervan vervreemd. Zo moeten mensen zich door allerlei systemen als loketten, keukentafelgesprekken, eigen bijdrage regelingen, formulieren, verklaringen, registraties en zorgzwaartepakketten heen worstelen.”
Complexiteit
Naast de bureaucratische uitwassen van de systeemwereld zijn er volgens Minkman en Nies ook andere factoren die maken dat het zorgveld de komende periode complexer zal worden. “Dat is niet alleen een gevolg van de decentralisaties die vanaf 2015 vorm krijgen, het komt ook doordat we meer een participatiesamenleving nastreven en doordat we steeds meer levensbreed gaan organiseren. Dat betekent dat we veel meer complexiteit krijgen en dat proberen te regelen.”
Deze ontwikkeling heeft volgens Minkman en Nies grote impact op de aard en inrichting van de aard van de governance. Door het domein-overstijgende karakter groeit het aantal stakeholders. Governance kan daardoor niet langer beperkt blijven tot traditionele taken als toezicht, sturing en verantwoording, maar moet zich ook richten op “verbinding en wederkerigheid, op vertrouwen en ruimte”, aldus Minkman en Nies.
Eigenaarschap
In een stelsel waar zorg, ondersteuning en diensten dicht bij de burger georganiseerd worden, is die burger logischerwijs de eerst aangewezene om sturing te geven aan de governance. Maar juist hier heeft het ‘oude denken’ nog de overhand. “We hebben in ons systeem de verantwoordelijkheid voor zorg en ondersteuning weggeorganiseerd van de mensen die het betreft. Burgers, cliënten en patiënten hebben weinig eigenaarschap over de professionele zorg en hulp die zij ontvangen. Dat is vreemd in deze emanciperende tijd waarin we bezig zijn zorg, ondersteuning, werk en andere aspecten van het gewone leven dichter bij mensen te leggen en hen te vragen daar verantwoordelijkheid voor te nemen! We krijgen het zelfs voor elkaar dat we de decentralisatie centraliseren door de bevoegdheden bij gemeenten en verzekeraars te leggen.”
Paternalistisch
Die onmondigheid groeit naarmate de burger dieper in de systeemwereld belandt. “In het directe contact met hulpverleners is er steeds meer dialoog”, constateren Minkman en Nies. “Maar bij de collectieve besluitvorming over kwaliteit, toegang en betaalbaarheid worden cliënten op een afstand gehouden. Veel zorg en diensten worden ingekocht en op kwaliteit beoordeeld door anonieme instanties als verzekeraars, gemeenten en inspectie, de systeemwereld. Dus niet dóór maar vóór de mensen die de zorg nodig hebben. Dat we dat zo organiseren is een restant van het paternalistische systeem dat de zorg was en nog heel vaak is (al beweren we het tegenstelde). Dat is een werkelijkheid die op gespannen voet staat met de doelstellingen van de hervorming van de langdurige zorg.”