De samenwerking tussen zorgverleners bij de behandeling van kinderen met overgewicht of obesitas moet beter. Ondanks de opgestelde richtlijnen werken zorgverleners nog altijd niet goed samen. Er is behoefte aan een centraal aanspreekpunt in de zorg, bij voorkeur een jeugdgezondheidszorg-professional.
Dit constateert Annemarie Schalkwijk van het Amsterdam UMC in haar onderzoek waarop zij vorige maand promoveerde. Schalkwijk onderzocht de implementatie van de Zorgstandaard Obesitas, waarin staat beschreven hoe de organisatie van zorg voor kinderen met obesitas eruit moet zien. Zo moet er sprake zijn van een individueel zorgplan en moet één zorgverlener worden aangewezen als centraal aanspreekpunt.
De zorg voor kinderen met overgewicht en obesitas wordt geleverd door een verscheidenheid aan professionals, maar tussen die professionals ontbreekt het aan “optimale samenwerking”, constateert Schalkwijk. En daar waar wel wordt samengewerkt, ontbreekt het aan continuïteit. Er is vaak geen sprake van een gestructureerde multidisciplinaire aanpak en er vindt onvoldoende terugkoppeling van andere zorgverleners plaats.
Ook vormen financiële beperkingen een belemmerende rol bij de implementatie van de obesitas-richtlijnen, ziet de onderzoeker. Daarnaast gebeurt de identificatie en controle van specifieke gezondheidsrisico’s van obese kinderen nog onvoldoende. Bij zorgverleners is nog vaak sprake van terughoudendheid om het gewicht te bespreken en er is onvoldoende tijd voor een optimale behandeling, zo blijkt uit het onderzoek.
Onuitvoerbaar
Schalkwijk keek in haar onderzoek specifiek naar de uitvoerbaarheid van de Zorgstandaard Obesitas in Amsterdam-West. Daar gaven zorgverleners aan dat werken volgens de richtlijnen onuitvoerbaar is. Ouders en kinderen zijn moeilijk te motiveren voor de behandeling, het is voor de huisarts onhaalbaar om de rol van centrale zorgverlener op zich te nemen en tussen de verschillende hulpverleners is sprake van gebrek aan communicatie en samenwerking.
Om de zorg voor kinderen met overgewicht en obesitas te verbeteren is het volgens Schalkwijk van belang dat communicatie- en samenwerkingsovereenkomsten tussen zorgverleners beter worden nagekomen. Ook zou er één zorgverlener als centraal aanspreekpunt moeten fungeren, bij voorkeur de jeugdgezondsheidszorgprofessional, aldus de onderzoeker.
Omgevingsfactoren
Schalkwijk deed ook onderzoek naar de invloed van omgevingsfactoren op overgewicht en obesitas bij kinderen. Daaruit blijkt dat steun nodig van familie, school en vrienden cruciaal is om leefstijlveranderingen vol te houden. Deze leefstijlveranderingen zijn nodig om overgewicht of obesitas te verminderen. Zowel ouders als kinderen misten de steun vanuit hun familie. Ook worstelen kinderen met pesten op school. Van de huisarts verwachten kinderen en hun ouders een vroege signalering van overgewicht of obesitas en goede informatie over de langetermijngevolgen ervan.
Sinds 1980 is het aantal kinderen in Nederland met overgewicht en obesitas verdubbeld. Van de Nederlandse basisschoolkinderen had in 2017 zo’n 14 procent van de jongens en 12 procent van de meisjes overgewicht. Een deel daarvan had obesitas. Kinderen met obesitas lopen onder meer een verhoogd risico op diabetes, hart- en vaatziekten en psychosociale problemen. Preventie, vroege signalering en adequate behandeling van obesitas zijn daarom van groot belang, aldus Schalkwijk.