Er is terecht een stevige discussie ontstaan over de vraag of de decentralisatie van de begeleiding voor de mensen met een zogenaamd zorgzwaartepakket 3 of 4 wel moet doorgaan, in ieder geval voor wat betreft mensen met een verstandelijke beperking.
Ik hoop dat die discussie aanwakkert en er uiteindelijk toe leidt dat dit beleidsvoornemen dezelfde route volgt als die van de inkomensafhankelijke zorgpremies. De belangrijkste reden hiervoor is wat mij betreft dat er een principieel onderscheid zit tussen de zzp’s VG 1-2 en de zzp’s VG 3-4. Tussen de pakketten 2 en 3 ligt namelijk een scheidslijn: ondersteuning bij zelfstandigheid en actieve participatie enerzijds en (intensief) continu toezicht en begeleiding anderzijds.
Financiële doelstellingen
Zoals bekend is het regeerakkoord in wezen een optelsom van financiële doelstellingen. Dat is overigens een typering die helemaal past bij de geschiedenis van de WMO. Aldus is de politiek wel consequent. Ook bij de huidige beweging van staatssecretaris Van Rijn om een nieuwe gezamenlijke visie op de langdurige zorg te ontwikkelen, is de inhoud volkomen ondergeschikt aan de kostenbesparing. Kortom, geld is heilig, voor liberalen én socialisten. Moreel kompas met een magneet zou ik dat willen noemen.
Decentralisatie
Ook als we uitgaan van het geld, moet worden betwijfeld of de decentralisatie van de zwaardere zorgvragers (zzp VG 3 en VG 4) wel moet doorgaan. Zoals bekend heeft het gros van de gemeenten geen kennis van deze doelgroepen. Die kennis opbouwen in korte tijd is onmogelijk en leidt in ieder geval tot veel bestuurlijke drukte en overheadkosten. Zo is het aantal pilots van ‘nieuwe integrale indicatiestelling’ niet meer te tellen. Ook de keukentafelgesprekken zullen voor deze zwaardere zorgvragers in no time reeksen van moeilijke gesprekken met meerdere deskundigen worden. Kortom, de kennis voor de uitvoering is er niet en mede daardoor zullen de uitvoeringskosten extra hoog zijn. Daarbij zullen de uitvoeringskosten van de zorgkantoren niet evenredig afnemen. Zij moeten hun inkoopprocedures en de informatievoorziening daaromtrent immers gewoon voortzetten. De totale administratieve lastendruk neemt dus wéér toe…. En dat in tijden van bezuinigingen voor de mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Ten slotte moet ook in dit verband worden genoemd dat de gemeenten met diverse decentralisatietrajecten tegelijk bezig zijn, bovenop lopende bezuinigingsrondes ten aanzien van de eigen organisatie. Goed nieuws voor de organisatieadviseurs, maar niet voor de burger; laat staan voor de zorgvrager.
Rechtsongelijkheid
Omwille van het inhoudelijke principe dat voor de mensen met een zzp 3 en 4 het recht op zorg gehandhaafd moet worden; dat je voor deze groep geen rechtsongelijkheid moet creëren, afhankelijk van de gemeente waar je woont; dat gemeenten noch de kennis noch de mogelijkheden hebben deze zorgvragers efficiënt te ondersteunen, moet de huidige decentralisatiebeweging voor mensen met een verstandelijke beperking worden geknipt. Laat de mensen met een zorgvraag die past in een zzp VG 3 of VG 4 in de AWBZ en geef de sector (met de zorgkantoren) de opdracht om de benodigde financiële besparingen te realiseren. Dat scheelt miljoenen aan uitvoeringskosten, leidt tot veel minder bestuurlijke drukte en tot ruimte voor gemeenten om zich te richten op de burgers waar daadwerkelijk winst te behalen is in de mate van participatie en actief burgerschap.