De beschikbaarheid van geld om investeringen te financieren neemt in hoog tempo af. Weinig partijen zijn nog bereid de sector te voorzien van financiële middelen en het ziet er niet naar uit dat alternatieve bronnen echt wat gaan opleveren.
Bijkomend maar structureel probleem is bovendien dat (de nog aanwezige) financiers/banken het risico dat zij lopen in de sector fors hoger zijn gaan beprijzen. Dat is nu, met de huidige lage rentestanden, niet zo erg, maar wordt een probleem als macro de rentes weer naar een ‘normaal’ niveau bewegen.
Debiteurrisico
Toen Hans Hoogervorst het liberaliseringsproces inzette, werd het debiteurrisico van de gehele zorgsector als zeer gering ingeschat. Zowel mét als zonder Waarborgfonds. Omzet was een gegeven en zo lang de kosten binnen de perken bleven, bestond ten aanzien van terugbetaling van leningen in de zorgsector geen twijfel. Lange tijd waren mede daardoor institutionele beleggers de belangrijkste financier van de sector. Zorgaanbieders waren één van de laagst beprijsde debiteuren in het publieke domein.
Liberalisering heeft er echter voor gezorgd dat financiers langzaamaan het risico van de sector hoger zijn gaan inschatten en dat lieten merken door de risico-opslag van de geldleningen te verhogen. De financiële markten hangen die risico-opslag op aan de beste debiteur in de markt en dat is de Nederlandse Staat. Als het ministerie van Financiën geld ophaalt in de kapitaalmarkt en dat doet voor een prijs van 5 procent, dan leidt de risicobeoordeling van elke andere geldvragende partij tot een prijs van 5 procent + X. X is dan de debiteurenopslag die volgens de geldgevende partij nodig is om het risico van een financiering te beprijzen.
Tienjarige lening
X had vóór de start van het liberaliseringsproces een niveau van rond de 0,2 procent. Dus in bovenstaand voorbeeld zou een zorgaanbieder voor een tienjarige lening 5,2 procent betalen. Hoe anders ligt dat nu. Met name de laatste twee jaar is de risico-opslag gestegen tot niveaus van 2 tot 3 procent. In bovenstaand voorbeeld zou het rentetarief uitkomen op minstens 7 procent.
Dat dit fenomeen nauwelijks herkend wordt in de zorgsector is verbazingwekkend, maar aan de andere kant ook begrijpelijk omdat vele zorgaanbieders tienjarige leningen kunnen afsluiten rond de 3 procent, omdat het basistarief (de Nederlandse Staat) zo laag ligt en de risico-opslag daardoor relatief minder belangrijk is. Over enige jaren zal dat helaas heel anders liggen. Bij stijgende rentes op de kapitaalmarkt zullen ook de rentetarieven in de zorgsector stijgen.
De debiteurenopslagen zullen pas pijn gaan doen als (bij voorbeeld) over enige jaren thans gesloten leningen van een nieuwe rente moeten worden voorzien. Het is dus zaak om bij investeringsprojecten met hogere rentes rekening te houden. In dat kader kun je je afvragen of met een rekenrente van 5 procent de risicobeoordeling wel voldoet. Aangezien renteniveaus de afgelopen dertig jaar zo rond de 6,5 procent hebben gelegen zouden berekeningen van business cases met 6,5 procent wel eens een betere inschatting zijn.
De prijs van liberaliseren
Vanuit macroperspectief zijn de gestegen debiteurenopslagen ook interessant: uitgaand van een hogere opslag van 2 procent, zal de sector als geheel circa 1 miljard meer rente betalen dan vóór de periode Hoogervorst. Dat is de prijs van liberaliseren. Geen enkele politicus/beleidsbepaler heeft dat toen beseft.
Enigszins heeft ook de aanwezigheid van een zeer beperkt aantal in de zorgsector geïnteresseerde partijen (banken) de hogere beprijzing van de sector beïnvloed. Weinig concurrente leidt immers altijd tot hogere prijzen van een product. Nieuwe toetreders zijn echter niet te verwachten. Institutionele beleggers blijven op afstand staan toekijken.
Obligatieleningen en crowdfunding
Deze ontwikkeling heeft er wel voor gezorgd dat de laatste tijd nieuwe financiële bronnen worden gezocht. De wijze waarop dat echter wordt gedaan is zorgwekkend. Suggesties worden dan gewekt dat obligatieleningen en crowdfunding oplossingen zouden zijn. Evenwel: bij obligatieleningen gaan onderling verbonden zorgaanbieders risico lopen op elkaars voortbestaan (een debiteurenrisico) en crowdfunding bestaat bij de gratie van niet-professionele geldgevers. Je kunt van een niet-professionele geldgever niet verwachten dat hij in staat is het functioneren van de zorgsector te beoordelen.
Somber bericht dus, maar wel de realiteit. Alleen met een gemeenschappelijke aanpak van (onder andere) overheid, banken, beleggers, zorgaanbieders kunnen belangrijke investeringen in de zorgsector nog verzekerd worden van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van geld. Dat kan zelfs leiden tot het besef dat voortgaande liberalisering niet gewenst is en dat bepaalde risico’s in de sector door overheidsbeleid weer moeten worden gemitigeerd. Da’s niet leuk voor politici.