Afgaande op de berichtgeving van Skipr van vrijdag 23 januari 2015 heeft hoogleraar Evelien Tonkens op een congres van gehandicaptenzorg-organisatie Cordaan voorgesteld om terug te gaan naar de jaren zeventig, waarin mensen met een verstandelijke handicap de mogelijkheid kregen om op hun voorwaarden in contact te komen met de samenleving, en niet andersom.
Onderzoeker Marijke Malsch heeft daar vervolgens ook een duit in hetzelfde ‘vroeger-was-het-beter’ zakje gedaan door te stellen dat de woonwensen van mensen met een verstandelijke handicap op grote schaal zijn genegeerd: “Zij werden vaak gedwongen om te verhuizen uit de instelling.”
Jaren negentig
Laat ik beginnen met te onderstrepen dat er meerdere voorbeelden zijn van mensen voor wie de opmerkingen van Tonkens en Malsch kloppen. Ik herken deze discussie van medio jaren negentig van de vorige eeuw. Toen bleek namelijk uit onderzoek dat je met het huisvesten van mensen met een beperking in de maatschappij, niet automatisch participatie krijgt. Het ging destijds echter wel vaak over grootschalige decentralisaties / deconcentraties. Zeg maar: het creëren van instellingen in de wijk.
Wat mij verbaast en vooral verontrust is dat deze stellingen nu worden betrokken. Met ten minste hetzelfde gemak kan namelijk het tegenovergestelde worden gezegd. In de jaren zeventig werden mensen met een beperking nog ‘uit de samenleving’ gehaald en weggestopt in de bossen. Bovendien wordt de wens van mensen om gewoon te kunnen deelnemen aan de maatschappij, om te kunnen wonen in een ‘gewone’ buurt en te kunnen werken in reguliere bedrijven en instellingen vandaag de dag nog véél te vaak onvoldoende serieus genomen. Mensen met een verstandelijke beperking en hun omgeving zijn hier vaker beter op voorbereid en meer aan toe dan ‘de maatschappij’. Dit laatste is misschien wel het kernprobleem van de decentralisaties!
Dagelijkse inzet
Ik mag bestuurder zijn van een organisatie die dit jaar al zestig jaar werkt aan het realiseren van de wens van vele mensen met een verstandelijke beperking en hun ouders om zo gewoon mogelijk te wonen, te werken en te leven in de maatschappij. En heel vaak met succes en naar grote tevredenheid! Gelukkig kent de gehandicaptenzorg duizenden voorbeelden van mensen (ouders, vrijwilligers, medewerkers, buurtgenoten en ondernemers) die zich iedere dag ervoor inzetten om mensen met een verstandelijke beperking te ondersteunen om dit ‘gewone leven’ te kunnen leiden. Velen van hen zijn bezorgd dat de huidige bezuinigingen leiden tot een terugkeer naar de instellingsterreinen uit efficiëntie overwegingen.
Eén van de gedachten achter de drie decentralisaties is dat ook verstandelijk gehandicapte mensen zo gewoon mogelijk moeten kunnen deelnemen aan de maatschappij. Dat ook zij in reguliere bedrijven en organisaties moeten kunnen werken of in hun eigen dorp of wijk een zinvolle dagbesteding moeten kunnen krijgen, samen met anderen. Door dit beleid en de daaraan gekoppelde bezuinigingen is er op dit moment ontzettend veel beweging. Gemeenten, organisaties, bedrijven en vrijwilligers zoeken elkaar op en proberen, met vallen en opstaan, handen en voeten te geven aan nieuwe vormen van zorg en ondersteuning. Natuurlijk zijn er ook, soms grote, zorgen of dit allemaal goed gaat. Maar de beweging is er.
Vooruit
Een pleidooi om veertig jaar terug in de tijd te gaan, doet heel veel onrecht aan de inspanningen en het succes van al diegenen die zich met tomeloze energie inzetten om mensen met een beperking een zo volwaardig mogelijke plek in de samenleving te geven. Laten we bij ieder mens, iedere burger, kijken wat hij/zij kan (leren) en wil met zijn/haar leven, al dan niet bij monde van de mensen die het dichtste bij hem/haar staan. Als dat betekent een woon- en/of werkomgeving die veel beschutting biedt op een instellingsterrein, prima, maar al die mensen die op dit moment nog in deze voorzieningen wonen en die het veel uitdagender vinden om de stap naar de samenleving te maken, moeten hier vooral toe gestimuleerd blijven worden en een passende ondersteuning krijgen. Mijn slotstelling in dit kader is dat de toetssteen van de huidige decentralisaties het aantal gelukkige en tevreden burgers met een verstandelijke beperking in onze dorpen en steden moet zijn. En tegen mevrouw Tonkens en Malsch zou ik willen zeggen: kom eens praten met ouders van onze centrale ouder- en verwantenraad. We moeten niet terug maar vooruit!
Marc van Ooijen
Bestuurder stichting Pedagogisch Sociaal Werk (PSW)