Ministers Schippers vind dat alle ziekenhuizen hun sterftecijfers openbaar moeten maken. Dit jaar maakten 65 ziekenhuizen hun algemene sterftecijfer bekend, maar slechts 6 ziekenhuizen gaven inzage in de specifieke sterfte bij 50 aandoeningen. Dat is veel te weinig.
Het publiek wil graag ziekenhuizen op een zo eenvoudig mogelijke wijze vergelijken. De sterftecijfers ofwel de HSMR lijken zich daarvoor uitstekend te lenen. Gecorrigeerd voor ernst van de ziekte geeft het getal aan wat de sterftekans van een patiënt in een ziekenhuis is.
Zo simpel ligt het natuurlijk niet. Iedereen die wel eens in een ziekenhuis heeft rondgelopen weet dat het ondoenlijk is om de kwaliteit daarvan in één simpel getal weer te geven. We moeten sterftecijfers daarom alleen publiceren met solide uitleg erbij.
Vertekend beeld
Uitleg is nodig omdat bij het berekenen van de verwachte sterftekans van patiënten minstens twee belangrijke problemen komen kijken. Het corrigeren van de sterftekans voor bijkomende ziekten vergt een goede registratie van nevendiagnoses. Onderregistratie doet patiënten gezonder lijken dan ze zijn en daarmee wordt de verwachte sterftekans kleiner. Het gerapporteerde sterftecijfer komt daardoor – onterecht – hoger uit.
In het UMC Utrecht ontbreken, net zoals in veel andere ziekenhuizen, nevendiagnoses te vaak. Het gemiddelde aantal gemelde nevendiagnoses in Utrecht is minder dan één. Terwijl de meeste van de ernstig zieke patiënten, die vaak worden opgenomen in een UMC, verschillende aandoeningen hebben. Zo is het sterftecijfer bij longontsteking in het UMC Utrecht behoorlijk hoog, terwijl we nauwelijks patiënten behandelen met alleen longontsteking. Het zijn juist de mensen in een vergevorderd stadium van ALS of blaaskanker die hier aan een longontsteking overlijden. De onderregistratie is niet goed te praten, maar het is ook niet onmiddellijk geregeld. Want het heeft te maken met cultuur en incentives, meer dan met het beschikbaar hebben van bijvoorbeeld adequate IT-systemen.
Nevendiagnoses
Internationale vergelijking via de database van het Dr. Foster Institute toont aan dat met name Amerikaanse ziekenhuizen zeer nauwkeurig nevendiagnoses registreren. Artsen en ziekenhuizen worden daar rechtstreeks via die gegevens gefinancierd. Alle UMC’s zijn nu aangesloten bij het Dr. Foster Institute, zodat we van deze internationale vergelijking kunnen leren.
Daarnaast moeten specifieke ziekte-categorieën (de SMR) overeenkomen met de daadwerkelijk behandelde patiënten. In het UMC Utrecht overlijden relatief veel patiënten aan de gevolgen van een beroerte. Maar beroertes zijn onder te verdelen in herseninfarcten en hersenbloedingen. Bloedingen zijn vaker dodelijk dan infarcten. Omdat het UMC Utrecht een expertisecentrum op het gebied van hersenbloedingen is, komen veel van juist die patiënten bij ons. Dat vertekent het sterftecijfer voor beroertes. We scoren in de Nederlandse vergelijking te hoog. In de Dr. Foster-database worden beide aandoeningen afzonderlijk weergegeven en behoort het UMC Utrecht tot de top.
Informeren
De wens van de minister om geïnformeerd te worden over sterftecijfers is legitiem. Maar dat moet dan wel op basis van solide gegevens. Openbaarmaking hiervan zal ziekenhuizen dwingen de registratie van nevendiagnoses op orde te brengen. Daarnaast noopt het ziekenhuizen zichzelf te verbeteren. Langdurig daadwerkelijk slecht presterende afdelingen kunnen kritische vragen verwachten. Tenslotte moet het ons stimuleren om de indeling van ziektes in de HSMR-lijsten nog eens tegen het licht te houden. Gelukkig zijn ondertussen patiënten kritisch genoeg om te begrijpen dat de kwaliteit van een ziekenhuis niet in één getal te vangen is. Nu de politiek en de media nog.
Jan Kimpen
Voorzitter Raad van Bestuur UMC Utrecht
Voorzitter van de Adviescommissie Kwaliteit van Zorginstituut Nederland