Zorgverleners spelen een doorslaggevende rol bij de implementatie van eHealth. Hoe kun je hun weerstand tegen innovatieve zorgtechnologie overwinnen?
Onder beleidsmakers, bestuurders en zorginnovators bestaat inmiddels brede consensus over de voordelen van e-health, zorg op afstand met behulp van nieuwe technologie. Gelet op de gestage toename van grijze koppen en chronisch zieken, de stijgende zorgkosten en het oplopende personeelstekort in de zorg, is de inzet van e-health simpelweg een must is om de gezondheidszorg de komende decennia betaalbaar en toegankelijk te houden. Bovendien biedt het tal van voordelen voor zorgprofessionals en patiënten. Bijvoorbeeld bij het delen en uitwisselen van informatie, waardoor de besluitvorming over de behandeling transparanter wordt. En ook niet onbelangrijk: patiënten krijgen hierdoor meer sturingsmogelijkheden, waardoor zij actiever kunnen (mee)werken aan hun herstel of – als dat er niet in zit – beter kunnen leren omgaan met hun chronische aandoening.
Tussen droom en daad…
Meteen doen dus, zou je denken. Toch blijft het opschalen van e-health-projecten al jaren achter bij de verwachtingen. Kennelijk legt het benadrukken van nut en noodzaak onvoldoende gewicht in de schaal om de ‘praktische bezwaren tussen droom en daad’ te verhelpen. Begrijpelijk, want het is een gigantische klus om de processen in een zorginstelling te kantelen; en juist dat is onontkoombaar verzekeren deskundigen – als je tenminste serieus doorpakt met e-health en daarmee daadwerkelijk bestaande processen wilt vervangen. Kijk naar het betaalverkeer dat de afgelopen vijftien jaar geheel is gedigitaliseerd. Banken moesten zichzelf hiervoor opnieuw uitvinden, omdat die omwenteling alles op zijn kop zette voor klanten, medewerkers, bedrijfsvoering en huisvesting. Maar nu die operatie eenmaal is doorgevoerd, kunnen banken veel efficiënter werken terwijl wij snel en gemakkelijk online onze geldzaken kunnen doen. Een wenkend perspectief voor zorginstellingen, lijkt me.
Zorgverleners niet overtuigd door het macro-verhaal
Onder zorgverleners is de consensus over de inzet van e-health een stuk brozer. Het macro-verhaal sluit niet goed aan op hun vragen, zorgen en bedenkingen. Angst voor techniek, vrees voor uitholling van de zorg, huiver voor verlies of verandering van werk, bij elk eHealth-project worden dit soort aspecten steevast in stelling gebracht. Soms gaan de hakken uitgesproken en expliciet in het zand, maar veel vaker wordt de weerstand verpakt in bezwaren en verontruste vragen, mitsen en maren. Leidt zorg op afstand uiteindelijk niet tot een nog grotere werkdruk? Verwordt het verlenen van zorg hierdoor niet tot ‘productie draaien’ in een geautomatiseerde planning? Levert online behandelen geen schijn-nabijheid op, waarbij patiënten als het erop aan komt toch op zichzelf zijn aangewezen? En hoeveel evidence is er over de effecten van e-health-programma’s: wordt hiermee inderdaad de beoogde ‘winst’ behaald? Dankzij wetenschappelijk onderzoek kunnen deze vragen gelukkig steeds beter worden beantwoord.
Biedt ruimte om te experimenteren
Daan Dohmen promoveerde in december aan de Universiteit Twente op een onderzoek naar de implementatie van zorgtechnologie in de thuiszorg. In zijn proefschrift gaat hij nadrukkelijk in op deze wijdverbreide weerstand onder zorgverleners. Uit zijn onderzoek naar een reeks e-health-projecten blijkt dat die vooral succesvol verliepen als zorgverleners zichzelf konden overtuigen van de meerwaarde van een innovatie. Alleen als zij al experimenterend zien dat die innovatie echt iets oplevert voor henzelf en/of de patiënt, is het zinvol om de implementatie door te zetten. Wordt deze stap echter overgeslagen, dan zullen zorgverleners niet intrinsiek gemotiveerd raken om de innovatie toe te passen en in te bedden in de behandeling of begeleiding van de patiënt. In dat geval is het doorzetten van de implementatie een kansloze exercitie, aldus Dohmen.
Dit betekent dat het management zorgprofessionals al in een vroeg stadium de gelegenheid moet bieden om de betreffende innovatie uit te proberen. En dat gefaseerd; eerst binnen een kleine groep van geïnteresseerde zorgverleners en daarna op grotere schaal. Bij Sensire ontdekten thuiszorgmedewerkers zo bijvoorbeeld hoe makkelijk het is om met een Ipad regelmatig even contact te maken met patiënten, zonder dat daarvoor veel (reis)tijd nodig is. Toen dat kwartje eenmaal gevallen was, verstomden de bezwaren al snel en ontstond er draagvlak om verder te gaan met deze innovatie.
Geen open deuren
Kortom, het is essentieel dat zorgverleners tijdig worden betrokken bij de implementatie van een nieuwe zorgtechnologie. Zo ontstaat naast het nodige draagvlak ook de mogelijkheid de betreffende toepassing waar mogelijk nog verder te verbeteren door feedback vanuit de praktijk.
Wellicht lijken dit voor de hand liggende en logische constateringen. Toch kunnen ze niet afgedaan worden als ‘open deuren’, want in de praktijk worden de genoemde stappen regelmatig overgeslagen, constateert Dohmen. Daardoor blijft e-health nog te vaak steken in geïsoleerde projecten en blijft de koudwatervrees onder zorgverleners vooralsnog een van de belangrijkste struikelblokken op weg naar noodzakelijke vernieuwingen van de zorg.