De overheveling van de functie begeleiding uit de AWBZ naar de WMO maakt het er “niet overzichtelijker op voor zorgaanbieders”. Aanbieders zullen in de nieuwe context dan ook harder moeten lopen om hun zorgtaken waar te maken, aldus voorzitter Annemarie Jorritsma van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Jorritsma deed haar uitspraken tijdens het voorjaarscongres van de vereniging van zorgbestuurders NVZD. De decentralisatie van delen van de AWBZ, die vanaf 2013 door de gemeentes gaat worden uitgevoerd, maakt het er voor zorgaanbieders “niet overzichtelijker” op, hield Jorritsma haar gehoor voor.
Aparte afspraken
“Straks moeten aanbieders zaken doen met meer dan vierhonderd gemeenten in plaats van de huidige 23 zorgkantoren”, aldus Jorritsma. “In het ergste geval moeten ze aparte afspraken maken met iedere gemeente, die elk mogelijk ook weer eigen verantwoordingswijzen hebben.” Daarbij komt volgens Jorritsma ook nog eens dat de invulling die de gemeenten aan hun nieuwe zorgtaken geven, wordt ingekleurd door de lokale politiek en dus ook per gemeente kan verschillen.
Bezuiniging
De overheveling gaat bovendien gepaard met een forse bezuiniging. “Gemeenten krijgen minder geld, dat vraagt om scherpere keuzes”, aldus Jorritsma. “De bezuinigingen zijn zo groot dat we de huidige begeleiding niet 1-op-1 kunnen overnemen. We moeten het systeem zo inrichten dat we met minder geld voldoende zorg kunnen bieden om aan de compensatieplicht jegens burgers te kunnen voldoen.”
Op maat
Dit alles vergt volgens Jorritsma een flexibele, actieve opstelling van zorgaanbieders, waarbij het huidige verkokerde aanbod wordt verruild voor ondersteuning op maat. “Flexibiliteit is bij aanbieders nog geen vanzelfsprekendheid”, aldus Jorritsma. “Aanbieders moeten samenwerkingsverbanden aangaan met partijen waar ze vroeger nooit wat mee deden. Het inroepen van andersoortige expertise moet door zorgaanbieders niet langer worden gezien als een brevet van onvermogen.
Kennis
Jorritsma geeft zorgaanbieders het advies om actief contact te zoeken met koplopergemeenten om zo te achterhalen waar de wensen en noden ten aanzien van het nieuwe ondersteuningsaanbod liggen. Met deze informatie zijn aanbieders ook beter in staat hun aanbod richting andere gemeentes te formuleren. “Aanbieders moeten meer in beweging komen”, aldus Jorritsma. “Alleen zo kunnen ze er achter komen wat de gemeentes beweegt.” Volgens Jorritsma is er wel sprake van een wederzijdse afhankelijkheid. “Gemeenten hebben zorgaanbieders nodig omdat zijn vanuit hun kennis van het veld mee kunnen denken over de inzet van de middelen”, aldus Jorritsma. “Succesvolle samenwerking herken ik aan onderling vertrouwen en erkenning van ieders rol.”
Scheidslijnen
Ook CEO Martin van Rijn van pensioendienstverlener PGGM brak tijdens het NVZD-congres een lans voor ontkokering van de zorg. “Zorg gaat niet langer over systemen, maar over de drive van mensen en daarmee is de zorgbestuurder nadrukkelijker aan zet”, aldus Van Rijn. “De vraag is niet voor of tegen marktwerking, maar hoe de organisatie en inhoud van de zorg eruit moet gaan zien. Dat doorsnijdt de huidige grenzen in de zorg. De scheidslijnen tussen curatieve zorg, langdurige zorg en WMO zoals we die gewend zijn, zijn niet langer te handhaven.”