Tot mogelijk de helft van de klinische studies voor geneesmiddelen deugt niet. Dit zegt Bert Leufkens, voorzitter van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) in NRC Handelsblad.
Zo wordt er onder meer selectief met patiëntgegevens omgesprongen, zodat ze de gewenste uitkomsten ondersteunen. Leufkens sluit zich met zijn opmerkingen aan bij kritiek zoals die vorig jaar in het wetenschappelijke tijdschrift The Lancet verscheen.
Vanwege de povere wetenschappelijke kwaliteit stuurt het CBG–blijkens Leufkens’ verhaal in NRC– geregeld studies terug naar de fabrikanten met het verzoek om onderzoeksgegevens opnieuw te analyseren of zelfs een aanvullende studie te doen. In zeker één geval heeft het CBG de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ingeschakeld.
Beter volgen
Leufkens vindt ook dat een middel na registratie beter gevolgd moet worden. Met het oog hierop werkt het CBG samen met de European Medicines Agency (EMA) aan het opzetten van registers waarmee onderzoekers na toelating van een middel kunnen toetsen of dit echt goed werkt en bij wie. Met name in het geval van zeldzame ziekten is voor veel geneesmiddelen vooraf moeilijk vast te stellen hoe goed ze werken.
Onverantwoord risico
Minister Schippers van VWS pleit om deze reden voor zogeheten ‘adaptive pathways’, waarbij patiënten sneller dan nu geneesmiddelen kunnen krijgen. Zo wordt volgens Schippers sneller duidelijk welke patiënt baat heeft bij een middel en kunnen kosten bespaard worden. Volgens Leufkens is een dergelijk systeem alleen mogelijk als een middel na registratie goed gevolgd wordt volgen. “Als je dit niet goed regelt wordt het een onverantwoord risico”, aldus Leufkens in NRC.