Ziekenhuizen en artsen moeten vanaf 2016 jaar duidelijkheid geven over hun financiële relaties met de leveranciers van medische hulpmiddelen. Dit jaar gaan de betrokken partijen proef draaien met hulpmiddelen op het gebied van cardiologie en orthopedie.
Dat laat minister Schippers van VWS in een brief aan de Tweede Kamer weten. Voor de farmaceutische hulpmiddelen is al langer een meldingsplicht van kracht. Dienstverlenings- en sponsorrelaties tussen zorgaanbieders, medische professionals en farmaceuten moeten sinds 2012 gemeld worden bij het Transparantieregister zorg.
Gedragscode
Deze handelwijze gaat straks ook voor de medische hulpmiddelen gelden nu artsenkoepel KNMG en ziekenhuiskoepels NVZ en NFU zich per 1 januari bij de Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH) hebben aangesloten. Openbaarmaking wordt verplicht wanneer de cumulatieve waarde van de financiële relaties van een arts met een bedrijf boven een bedrag van 500 euro per kalenderjaar uitkomt. Na afloop van het kalenderjaar worden deze relaties gepubliceerd. Deze afbakening is gelijk aan wat er door de farmaceutische sector wordt gehanteerd.
Publicatie
Met het oog op de enorme omvang van de medische hulpmiddelensector beperken de betrokken partijen zich vooralsnog tot implantaten die worden gebruikt bij cardiologie en orthopedie. Hierbij valt te denken aan pacemakers, inwendige defibrillatoren en heup- en knieprothesen. Artsen en bedrijven kunnen in 2015 op vrijwillige basis een eerste beeld geven van de financiële relaties rond implantaten. Begin 2016 worden dan voor implantaten alle financiële relaties tussen artsen en ziekenhuizen enerzijds en medische hulpmiddelenbedrijven anderzijds in het Transparantieregister Zorg gepubliceerd.
Grotere transparantie rond hulpmiddelen wordt bemoeilijkt door de omvang van de sector. Volgens Stichting GMH zijn er naar schatting 500 duizend soorten en types medische hulpmiddelen in de handel. Ook het aantal leveranciers en de betrokken disciplines van zorgprofessionals zijn vele malen groter dan in de geneesmiddelensector. De administratieve belasting van het systeem van externe transparantie dient derhalve proportioneel te zijn, vindt Stichting GMH.
Geen meerwaarde
Volgens de Stichting GMH heeft transparantie richting consument in de hulpmiddelensector niet overal toegevoegde waarde. Stichting GMH denkt hierbij met name aan de vele soorten hulpmiddelen die door meerdere zorgprofessionals worden gebruikt, zoals beademingsmachine en CT-scans. “Bij dergelijke medische hulpmiddelen is er geen directe relatie tussen de keuze voor dit product en de individuele patiënt en heeft externe transparantie geen toegevoegde waarde”, vindt de Stichting GMH.
Ook zijn er medische hulpmiddelen die door de patiënt worden gebruikt en waarbij die patiënt zelf een belangrijke rol speelt bij de keuze voor een product. Te denken valt aan medische verbruiksartikelen, zoals incontinentie-, diabetes- of stomahulpmiddelen. Ook bij deze groepen medische hulpmiddelen is externe transparantie minder relevant dan bij medische hulpmiddelen die direct door de patiënt worden aangewend, maar waarbij de keuze voor dat product volledig door de zorgprofessional gemaakt (vergelijkbaar met het voorschrijven van UR-geneesmiddelen).