Bij het financieren van de stijgende uitgaven aan ouderenzorg is er een grotere rol weggelegd voor eigen bijdragen en mantelzorg. Dat brengt risico’s met zich mee, vooral voor mensen met lage inkomens en mantelzorgers. Deze risico’s kunnen worden ondervangen door een hogere bijdrage van ouderen afhankelijk te maken van inkomen en vermogen.
Dit blijkt uit onderzoek van Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM) gefinancierd en gepubliceerd door Netspar, een denktank en kennisnetwerk op het gebied van economische en sociale gevolgen van pensioenen, vergrijzing en ‘de oude dag’.
ESHPM stelt in het onderzoek de vraag of er, gezien de stijgende uitgaven aan ouderenzorg, ruimte is voor meer eigen betalingen. Dit is ‘een manier om de lasten van extra ouderenzorg voor een groter deel te leggen bij de generaties die er direct van profiteren’. Nederlanders die geboren zijn voor 1969 ontvangen meer ouderenzorg dan ze bijdragen aan premies, het omgekeerde geldt voor jongere generaties. Volgens de onderzoekers profiteren zij op oudere leeftijd weliswaar ook van de zorg, ‘maar deze zorg weegt niet op tegen de extra premies die ze eerder in het leven moeten bijdragen’.
Meer eigen bijdragen leiden tot minder herverdeling van jong naar oud, en tot minder hoge collectieve uitgaven, verwacht ESHPM, maar dan moeten ouderen wel de financiële middelen hebben voor hogere eigen betalingen. Daar wringt het: want de laagste inkomens maken het meest gebruik van langdurige zorg en betalen daardoor relatief gezien de hoogste eigen bijdragen. De 20 procent armste ouderen zijn in dit systeem gemiddeld 3,5 procent van hun financiële middelen kwijt aan eigen betalingen; de rijkste groep 2,5 procent.
Vermogensbijtelling
Kortom: als de extra eigen betalingen net zo vormgegeven worden als de bestaande regeling, worden de armste ouderen het hardst geraakt. De onderzoekers stellen dan ook voor om een eventuele verhoging van de eigen betalingen af te laten hangen van inkomen en vermogen. Door de vermogensbijtelling en de maximale eigen bijdragen te verdubbelen, kunnen ouderen meer zelf betalen. Bovendien verwacht ESHPM dat op die manier de laagste inkomens worden ontzien; de extra lasten komen dan vooral terecht bij de ouderen met veel middelen.
Overigens is het huidige kabinet juist van plan om de eigen bijdragen in de Wet langdurige zorg minder vermogensafhankelijk te maken en in de Wet maatschappelijke ondersteuning zelfs onafhankelijk van het inkomen van de gebruiker te maken. ESHPM constateert: ‘gebruikers van zorg met relatief veel financiële middelen gaan er hierdoor op vooruit, terwijl de lasten voor de gebruikers met de minste middelen gelijk blijven’.
Mantelzorg
Een andere manier om de collectieve uitgaven aan ouderenzorg te verlagen, is door een groter beroep te doen op mantelzorg. Maar het nadeel hiervan is dat hun gezondheid erdoor achteruit gaat. Mantelzorgers, voornamelijk vrouwen, ervaren negatieve gezondheidseffecten van het onbetaald zorgen voor een naaste. ‘Er zijn sterke aanwijzingen dat mantelzorg verlenen een negatief effect heeft op de mentale gezondheid van de mantelzorger’, stelt ESHPM.
Meer mantelzorg herbergt nog een risico: mensen stoppen met werken of gaan minder uren werken. ESHPM waarschuwt, met de verschuiving van verzorgings- naar participatiesamenleving en de daarmee gepaard gaande inkrimping van de collectief gefinancierde formele zorg, dat Nederland misschien al te maken heeft (of in de toekomst te maken krijgt) met negatieve arbeidsmarkteffecten. ‘Deze effecten zullen des te meer voelbaar zijn bij een verder toenemende vergrijzing en een aantrekkende economie.’
Optimale spreiding
De negatieve effecten van mantelzorg kunnen worden beperkt door het creëren van meer mogelijkheden voor een ‘optimale spreiding van de tijdsbesteding en van de beschikbare middelen over de hele levensloop’. Dat kan bijvoorbeeld als de overheid samen met werkgevers en werknemers het voor mensen gemakkelijker maakt om tijdelijk voor iemand te zorgen, zonder dat dit leidt tot inkomensverlies of verminderde kansen op werk later. Ook goede ondersteuning voor mantelzorgers, zoals respijtzorg, dragen bij aan een kleinere impact van mantelzorg op de verzorgende.
De overheid kan volgens ESHPM aanvullend beleid voeren om specifieke groepen te ontzien en om de spreiding van het geven van en het betalen aan zorg over het leven te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door de pensioenuitkering te flexibiliseren en de bekendheid over deeltijdpensioen te vergroten. Hoe dan ook zullen de lasten van de groeiende ouderenzorg verdeeld moeten worden tussen de premie- en belastingbetalers, de zorggebruikers en mantelzorgers. Elk van deze manieren om de ouderenzorg te financieren en te organiseren heeft volgens ESHPM voor- en nadelen.