De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) vindt dat zorginstellingen meer ruimte moeten krijgen om met marktwerking te experimenteren. Omstreden initiatieven als voorrangszorg moeten daarom niet verboden worden. Dit blijkt uit een preadvies zoals gepubliceerd door de Koninklijke Vereniging van Staathuishoudkunde (KVS).
Kritiek
Het preadvies is geschreven door NMa-medewerkers Maarten Janssen, Krijn Schep en Jarig van Sinderen. Met hun betoog reageren de auteurs op de groeiende kritiek op marktwerking in de zorg. Als gevolg van de problemen rond ondermeer Orbis, Philadelphia en Meavita zwelt de roep aan om regulerend optreden van overheidswege.
Meer marktwerking
Volgens de NMa-auteurs is er geen enkele reden om terug te keren van de ingeslagen weg naar meer marktwerking. Marktwerking is volgens de auteurs juist “nodig is om patiënten de optimale zorg te kunnen bieden waar ze recht op hebben” . Om die reden moet er juist meer in plaats van minder reden voor marktwerking komen. “Hierbij valt te denken aan meer vrijheid van ziekenhuizen om winst te maken en aan het versterken van de concurrentiepositie van zelfstandige behandelcentra”, aldus de auteurs.
Voorrangszorg
Instellingen moeten volgens de auteurs ook “de ruimte krijgen om creatief in te spelen op de veranderende omstandigheden. Daarbij moeten experimenten met voorrangszorg niet bij voorbaat negatief worden benaderd. Een dergelijke aanpak kan namelijk stimulansen bieden voor een efficiënter gebruik van apparatuur en kennis. Tegelijkertijd moet men ook accepteren dat dit tot faillissementen kan leiden die vaak niet desastreus zijn voor het zorgaanbod.”
De operoep van NMa-auteurs is opmerkelijk. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zette in maart nog een streep door voorrangszorg, nadat het Kennemer Gasthuis met deze vorm van zorgbemiddeling aan het experimenteren was geslagen.