Bij de behandeling van patiënten met hersenletsel wordt te weinig geselecteerd op wie wel en wie niet in aanmerking moet komen voor een bewuste therapie. De evaluatie van behandelingen schiet te kort doordat niet duidelijk is wat patiënten precies leren bij het terugwinnen van hun vaardigheden. In zijn oratie pleit onderzoeker Gert Kwakkel daarom voor meer samenwerking tussen onderzoekers uit de basale wetenschap (prekliniek) en die aan het bed (kliniek).
Wildgroei
Volgens de kersverse hoogleraar neurorevalidatie van het VU medisch centrum bieden wetenschappelijke behandelrichtlijnen hulpverleners te weinig specifieke informatie. Het blijkt lastig de meest geschikte therapie te bepalen voor patiënten die lijden aan een neurologische aandoening. Bovendien is er sprake van een wildgroei aan meetinstrumenten en evaluatiemethoden waardoor resultaten uit goed onderzoek vaak niet vergelijkbaar zijn. Volgens Kwakkel dient toekomstig onderzoek gericht te zijn op het beter begrijpen van wat er wordt gemeten en wat patiënten precies leren tijdens het revalidatieproces. Hiervoor zal de bestaande kloof tussen prekliniek en kliniek moeten worden overbrugd.
Kwart miljoen patiënten
Als hoogleraar neurorevalidatie houdt Kwakkel zich bezig met het behandelen en onderzoeken van patiënten met een hersenaandoening zoals een beroerte, de ziekte van Parkinson of Multiple Sclerose (MS). In Nederland lijden ruim een kwart miljoen mensen aan deze ziekten. Met therapie wordt gewerkt aan het verbeteren van het dagelijks functioneren zodat patiënten weer kunnen meedoen in de samenleving en hun kwaliteit van leven wordt vergroot. De intensiteit en functionaliteit waarmee geoefend zijn de belangrijkste factoren voor het welslagen van neurorevalidatie. Er zijn aanwijzingen dat intensief, functioneel oefenen de hersenen aanzetten tot de vorming van nieuwe neurale netwerken.