Drie jaar na de verankering van het persoonsgebonden budget (pgb) in maar liefst vier wetten valt er nog steeds van alles op aan te merken. Uit meerdere onderzoeken in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) komt onder meer naar voren dat het pgb-systeem als geheel complex is. Verder blijkt het in kaart brengen van de zorgbehoefte en de vertaling daarvan in het aantal uren zorg waar men recht op heeft, voor cliënten een lastig en onzeker gebeuren.
Het pgb is een essentieel onderdeel van het Nederlandse zorgstelsel en is verankerd in de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ordening (Wmo), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het pgb draagt bij aan de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg, stelt Onderzoeksbureau Q-Consult Zorg. Het instrument heeft geleid tot een meer gevarieerd zorgaanbod en passende zorg, en de tarieven van pgb’s liggen lager dan die van zorg in natura.
“Dilemma bij het pgb is dat het pgb cliënten aan de ene kant de mogelijkheid geeft tot het voeren van eigen regie”, constateren de onderzoekers. “Aan de andere kant zijn voor het pgb-beheer ook regie en vaardigheden nodig waarover niet elke budgethouder in voldoende mate beschikt.” Met dit dilemma hangen de knelpunten samen die het onderzoeksbureau signaleert. Het grootste knelpunt is de complexiteit van het pgb-systeem als geheel. Daarnaast zijn er ‘deelknelpunten’ op drie terreinen van het pgb-beheer: kennis en vaardigheden, de kaders en de rolverdeling en de daaruit voorvloeiende aansprakelijkheid.
Complexiteit
Om de complexiteit van het pgb-systeem te verminderen, is volgens Q-Consult Zorg uniformering van regelgeving, uitvoering, beheer en vertegenwoordiging “noodzakelijk”. Alle betrokkenen hebben kennis nodig over wat het beheer van het pgb behelst. Deze kennis moet men op kunnen doen middels toegankelijke informatie. Budgethouders en hun vertegenwoordigers moeten vervolgens hun eigen pgb-vaardigheid kunnen toetsen.
De onderzoekers opperen de invoering van een systeem van certificering om deze toetsing te reguleren en te borgen dat die aan kwaliteitseisen voldoet. De behoefte aan kaders kan worden gevuld door in de Wlz een (uniform) kader voor gewaarborgde hulp in te stellen, met open normen die ruimte laten voor de discretionaire bevoegdheid van zorgkantoren. Dit kader kan de basis vormen voor de inzet van ondersteuning bij pgb-beheer vanuit de sociale omgeving bij Jeugdwet, Wmo en Zvw.
Verder stellen de onderzoekers drie oplossingen voor om de onduidelijkheid in rolverdeling en aansprakelijkheid het hoofd te bieden. Ten eerste kan er een handreiking voor samenwerking worden opgesteld waarin de rolverdeling tussen hulpen en vertegenwoordigers van een cliënt worden vastgelegd. De tweede oplossing is het creëren van de mogelijkheid om af te wijken van de verplichting van een gewaarborgde hulp in de Wlz, in specifieke situaties waarbij dit leidt tot onduidelijkheden in de rolverdeling. Tot slot stellen de onderzoekers als oplossing voor het verleggen van de aansprakelijkheid in geval van fouten bij het pgb-beheer van de budgethouder naar diegene die het pgb daadwerkelijk beheert.
Kwaliteit
Een tweede onderzoek dat in opdracht van het ministerie van VWS is uitgevoerd, betreft een enquête onder mensen met een pgb op basis van de Zvw. Zij zijn bevraagd over de kwaliteit van de ontvangen zorg en de wijze van uitvoering. Onderzoeksbureau ResearchNed stelt vast dat er al drempels zijn bij de aanvang van het pgb-traject. Het in kaart brengen van de zorgbehoefte en de vertaling daarvan in het aantal uren zorg waar men volgens de Zvw-pgb regeling recht op heeft, is voor cliënten “een lastig en onzeker gebeuren”.
Wie stelt de indicatiestelling op, is hij of zij voldoende deskundig, laat hij of zij persoonlijke omstandigheden meewegen in het eindoordeel en is het resultaat uiteindelijk toereikend om daadwerkelijk de benodigde zorg in te kopen? Deze raadpleging onder budgethouders met een Zvw-pgb laat zien dat het zoeken naar een verpleegkundige die bevoegd is voor het stellen van een indicatie, door de helft van de budgethouders als (zeer) moeilijk wordt gevonden.
Het goede nieuws is dat, ondanks de genoemde obstakels, bijna driekwart van de budgethouders vindt dat het indicatieproces goed is verlopen en 81 procent is het eens met de uitkomst ervan. De helft van de budgethouders vindt het pgb toereikend om de benodigde zorg in te kopen. Bij vijftien procent was dat zeker niet het geval en eenderde van de budgethouders vindt dat het pgb ongeveer voldoende is om zorg in te kopen.
Toekomstbestendig
In een brief aan de Tweede Kamer reageert minister Hugo de Jonge (VWS) op de onderzoeken. Samen met alle betrokken ketenpartijen, gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars, de SVB en belangengroeperingen zoals Per Saldo en BVKZ verkent hij de komende maanden welke concrete maatregelen iedereen kan nemen “om invulling te geven aan een toekomstbestendig pgb”. De minister kondigt aan de Tweede Kamer in het najaar van 2018 hierover te informeren.