Behandelend artsen en bedrijfsartsen moeten veel vaker informatie uitwisselen om chronisch zieken aan het werk te krijgen en te houden.
Dit zei Louise Gunning, kroonlid van de SER, tijdens de conferentie van 25 mei over werkbehoud bij chronische aandoeningen, die werd georganiseerd door Fit for Work en de SER. De behandelend arts kent de werksituatie van een patiënt niet en vraagt daar vaak ook niet naar, terwijl de bedrijfsarts hier prima van op de hoogte is. Ze ziet hier met name een rol weggelegd voor de bedrijfsarts. “Die zou contact moeten opnemen met de behandelend arts om deze van de benodigde informatie te voorzien.”
Ze pleitte er bovendien voor het vragen naar de werksituatie een vanzelfsprekend onderdeel van de anamnese te maken: “Dat vindt iedereen logisch, maar toch gebeurt het vaak nog niet.”
Taboe doorbreken
Tijdens de conferentie ontving Martin van Rijn uit handen van Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER, het advies Werk, van belang voor iedereen. Het praten over chronische aandoeningen is volgens Hamer het onderdeel uit dit advies dat op korte termijn het meeste aandacht vraagt. “Steeds meer mensen leven met een beperking, maar werknemers vinden het nog steeds heel moeilijk hier met hun werkgever over te praten. Werkgevers vinden het lastig om hiernaar te vragen. Dit taboe moeten we snel doorbreken.”
Normaal
Paul Baart, voorzitter van Fit for work, vindt dat aandacht voor dit onderwerp normaal zou moeten zijn. “Werk is heel belangrijk en werken met een chronische aandoening kan, als werkgever, werknemer, collega’s en zorgverleners zich hier samen voor inzetten.