De recente steunverlening aan HWWz en TZG vormt geen inbreuk op het mededingingsrecht in de thuiszorg. Dat betoogt staatssecretaris Bussemaker in een brief aan de Tweede Kamer. Bussemaker is –anders dan de NZa adviseert- daarom niet van plan de steunverlening ter toetsing aan de Europese Commissie voor te leggen.
Contuïteit van zorg
Oud-Meavita-onderdelen Haagse Wijk Woonzorg (HWWz) en Thuiszorg Groningen (TZG) kregen eind november gezamenlijk 37 miljoen euro steun van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) toegekend. Volgens Bussemaker worden hiermee louter kosten vergoed die rechtstreeks voortvloeien uit de noodzaak om de continuïteit van zorg te waarborgen. Hierbij gaat het ondermeer om de kosten van doorbetaling cq afvloeiing van boventallig personeel. Bussemaker onderstreept dat de Meavita-opvolgers het geld niet gebruiken om het eigen vermogen op te schroeven. Ook worden er geen leningen uit de failliete boedel van Meavita mee betaald. Het geld wordt evenmin aangewend om te investeren in bedrijfsmatige of zorginhoudelijke innovaties.
Gelijke condities
Op basis van deze argumenten concludeert Bussemaker dat er geen sprake is van begunstiging of bevoordeling. Andere marktpartijen zijn volgens Bussemaker vrij om onder gelijke condities de zorgverlening overnemen. “HWWzorg en TZG-nieuw worden enkel op een niveau gebracht waarop eigenstandig functioneren weer mogelijk is”, aldus Bussemaker. “De mededinging wordt hier dan ook niet vervalst. Gelet op het voorgaande volg ik de NZa in haar mening dat geen sprake is van steun in de zin van artikel 87 EG-verdrag (‘staatssteun’).”
Onduidelijkheid
Hoewel ook de NZa van mening is dat er geen sprake is van concurrentievervalsing, pleitte de marktmeester in de zorg eerder wel voor Europese toetsing gebaat zijn bij onduidelijkheid over de vraag of de verleende steun staatssteun is en daarmee het risico lopen op gedwongen terugbetaling.
Inverdientaakstelling
Bussemaker billijkt in haar uitleg aan de Kamer het NZa-besluit om van de eigen regels voor steunverlening af te wijken. De NZa vindt dat de betrokken instellingen niet af te wijken. Normaliter verbindt de NZa aan steunverlening de eis dat de ontvangende partij een deel van de steun zelf terugverdient. HWWzorg en TZG zouden in dat geval de komende drie jaar een jaarlijks bedrijfsresultaat van respectievelijk 2,7 miljoen en 1,8 miljoen euro moeten halen. Volgens Bussemaker is een dergelijke inverdientaakstelling in het geval van HWWz en TZG niet haalbaar.
Schade
Bussemaker erkent dat HWWz en TZG schade hebben ondervonden van de lange beslissingstermijn. Met name het werven van nieuw personeel was volgens Bussemaker vrijwel onmogelijk omdat potentiële medewerkers de overstap naar een organisatie met een onduidelijk perspectief niet wilden maken. Bovendien heeft de onzekere situatie veel medewerkers er toe bewogen om op te stappen. Hierdoor zag de raad van bestuur zich genoopt veel interim-managers en uitzendkrachten in te huren.
Daarbij heeft de kwaliteit van de zorg onder druk gestaan, zoals een recent incident op een van HWWz-locaties bewijst. Het feit dat het incident direct is gemeld bij de IGZ geeft Bussemaker het vertrouwen dat de nieuwe organisatie voldoende bewust is van het belang van kwaliteitsverbetering van de kwaliteit.