Het diagnostisch vaststellen van autisme duurt te lang. Dat vindt Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA). Tussen het vermoeden van autisme en de diagnose ligt bij kinderen 2,9 jaar. Bij volwassenen is deze periode nog langer.
Gezien de lange duur van de diagnose pleit de NVA voor gespecialiseerde centra die verantwoordelijk zouden moeten worden voor diagnostiek bij autisme. Bij vermoeden van autisme op een consultatiebureau of bij de huisarts kan direct naar deze centra worden verwezen. Zo kan worden voorkomen dat kinderen, jongeren en volwassenen met autisme vruchteloos meerdere zorg- of hulpverleningstrajecten moeten doorlopen, gelooft de NVA.
Versnellen
“Door de gespecialiseerde diagnostiek te centraliseren versnel je het diagnostisch traject enorm, voorkom je onnodige uitgaven en zorg je dat kennis up-to-date blijft bij de diagnostici”, aldus Swanet Woldhuis, algemeen directeur van de NVA. “Het vroeg kunnen vaststellen van autisme is belangrijk om te voorkomen dat een positieve ontwikkeling van kinderen met autisme wordt gefrustreerd. Het onbegrip leidt tot secundaire klachten zoals gebrek aan zelfvertrouwen, uitstoting in de peergroep, gedragsproblemen, problemen tussen ouder, kind en familie, problemen op school.”
Het idee van diagnostische centra krijgt steun van Ina van Berckelaer-Onnes, behalve emeritus hoogleraar orthopedagogiek ook voorzitter van een werkgroep die een nieuwe richtlijn voor vroege signalering van autisme opstelt. “Het is belangrijk dat je signaleert dat een kind zich op een bepaald ontwikkelingsdomein traag of anders ontwikkelt”, stelt Berckelaer-Onnes. “Het gaat in eerste instantie niet direct om een label, om het etiket autisme, maar om herkenning van de problemen die zich op een bepaald gebied voor doen. Alleen zo kan interventie geboden worden. Ouders moeten ondersteuning krijgen in de onderkenning van de problemen en in het opvoedingsproces.”
Recente cijfers van het CBS gaan ervan uit dat 2,8 procent van de Nederlandse kinderen volgens hun ouders een vorm van autisme heeft.