Het OLVG in Amsterdam heeft niet gediscrimineerd toen het ziekenhuis een werknemer verplichtte haar onderarmen vrij te houden, oordeelt het College voor de Rechten van de Mens. De betreffende medewerkster wilde vanwege haar geloof haar armen bedekken, maar volgens de kledingvoorschriften van het ziekenhuis is dit niet toegestaan.
Volgens het College is weliswaar sprake van indirecte discriminatie op grond van godsdienst, maar dat is niet verboden als daar een goede reden voor is. Het ziekenhuis heeft een goede onderbouwing gegeven voor het kledingbeleid, oordeelt het College. Het OLVG geeft als argument dat het dragen van langere mouwen infectiepreventie in de weg staat. De vrouw is werkzaam op de afdeling bloedafname en heeft veel direct contact met patiënten. Daarom gelden voor haar de strenge regels op het gebied van dienstkleding en handhygiëne.
Richtlijnen
Het OLVG wijst er bovendien op dat richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) verplichten tot strikte handhaving van deze regels. In dit geval weegt het College deze argumenten zwaarder dan de religieuze reden van de medewerkster om haar armen te willen bedekken.
In een eerdere, vergelijkbare zaak, oordeelde het College dat er wel sprake was van discriminatie. In die zaak kon het UMC Utrecht niet hard maken dat de kledingeis noodzakelijk was in de betreffende functie. De onderbouwing voor het beleid is in zo’n geval doorslaggevend.