Meer vrouwen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond moeten in de zorg gaan werken. Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam bepleiten in hun rapport ‘Een tipje van de sluier’ daarom een op deze groep toegespitst personeelsbeleid.
Religieuze factoren
De conclusie van het Amsterdams Instituut voor Arbeidsmarktstudies (AIAS) van de UvA is niet nieuw. Wel geven de onderzoekers meer inzicht inde achtergronden van de ondervertegenwoordiging. Volgens de onderzoekers zijn in het geval van overwegend islamitische vrouwen niet zo zeer religieuze, als wel voornamelijk sociaal-culturele factoren die een belemmering vormen om in de zorg te werken. Op het fysieke contact met patiënten en de directe omgang met collega’s op het werk rust een sterk taboe in de meer traditionele Turkse en Marokkaanse gemeenschap. Uit het onderzoek blijkt dat het beslissend is hoe sterk de sociale controle is en hoe in de huiselijke kring wordt omgegaan met geloofsbeleving en levensoriëntatie.
Beeldvorming
De onderzoekers adviseren om al tijdens de opleiding in loopbaankansen voor potentiële intreders te investeren. Ook moet er meer aandacht komen voor beeldvorming, beroepsoriëntatie en het anders inrichten van werkprocessen. Er moet meer voorlichting komen over het brede scala aan – veelal onbekende – carrièrekansen en -mogelijkheden in de gezondheidszorg. Verder kunnen onderwijsinstellingen deze kwetsbare groepen extra begeleiding bieden, door het inzetten van mentoren en door in het curriculum aandacht te besteden aan culturele diversiteit.