De kosten van de zorg zijn sinds 1972 met maar liefst 1.250 procent gestegen. Maar afgezet tegen het bruto binnenlands product (bbp) valt de stijging relatief mee: slechts 6,1 procentpunt. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Schijntje
In 1972 kostte de totale zorg Nederland ongeveer 6,5 miljard euro. Een schijntje in vergelijking met de zorgkosten anno 2010. Dat jaar werd er liefst 87,1 miljard euro uitgegeven aan de zorg in ziekenhuizen, bij huisartsen en in andere zorginstellingen. Een stijging dus van 1.250 procent. Ook de kosten per hoofd van de bevolking stegen, namelijk met 983 procent. In 1972 werd er namelijk per inwoner van Nederland 484 euro aan zorg uitgegeven, een bedrag dat steeg naar 5.243 euro in 2010.
Minder schrikbarend
Maar de stijging van de zorgkosten ten opzichte van het bbp (alles wat Nederlanders samen in totaal verdienen) was een stuk minder schrikbarend. Het aandeel van de zorgkosten afgezet tegen de omvang van de eigen economie steeg namelijk met 6,1 procentpunt ten opzichte van 1972. Dat wil zeggen dat waar in 1972 de zorgkosten ongeveer 8,7 procent van het bbp uitmaakten, die in 2010 14,8 procent waren.
Mindere tijden
Uiteraard steeg juist dit percentage in economisch mindere tijden. Immers, de kosten van de zorg gingen elk jaar omhoog, maar het bbp niet. Halverwege de jaren 70, eind jaren 80 en vooral het begin en einde van het vorige decennium maakte het percentage zorgkosten afgezet tegen het bbp een sprongetje. Telkens nivelleerde dat ook weer vrij snel of daalde het percentage zelfs licht, zoals tussen 2003 en 2008. In 2011 lagen de kosten van de zorg rond de 90 miljard euro. (bron: ANP)