De ziekenhuizen in Nederland plussen flink: de totale omzet is met een stijging van bijna 3 procent in 2016 veel harder gegroeid dan het hoofdlijnenakkoord toestaat. In de langdurige zorg, daarentegen, hebben veel instellingen moeite het hoofd boven water te houden. Zo is het aantal VVT-instellingen met een negatief netto resultaat meer dan verdubbeld van 44 in 2015 naar 91 in 2016. Dit blijkt uit een analyse van de jaarrekeningen in de zorgsector van accountantskantoor Deloitte.
De totale kosten van ziekenhuizen zijn in 2016 met bijna 3,5 procent gestegen ten opzichte van 2015. Dit wordt voor een groot deel gecompenseerd door een omzetstijging van bijna 3 procent. Met dit groeitempo overschrijden de ziekenhuizen de plafonds uit het hoofdlijnenakkoord (1 procent volumegroei en 0,26 procent prijsverhoging).
“Nu de economie weer groei laat zien, rijst de vraag of de overheid en de zorgverzekeraars vasthouden aan de gemaakte afspraken of een bepaalde mate van ruimte bieden”, aldus Deloitte. In april is bekend geworden dat het hoofdlijnenakkoord wordt verlengd en het ziekenhuisbudget in 2018 met maximaal 1,6 procent mag groeien.
Resultaat
Het gemiddelde resultaat over 2016 bedroeg 1,8 procent. Het afgelopen jaar was de marge lager dan in 2015, toen deze 2,2 procent was. De winstgevendheid staat door de hoge kostenstijgingen volgens Deloitte wel onder druk.
Aangezien ziekenhuizen geen winst kunnen uitkeren, wordt de marge opgenomen in de reserves om de balanspositie te versterken. Voor de ziekenhuizen ging dat in 2016 om ruim 350 miljoen euro, waarbij hun eigen vermogen uitkomt op 4,5 miljard euro. De solvabiliteit stijgt daarmee tot gemiddeld 25,2 procent ten opzichte van de veelal gehanteerde sectornorm van 20 procent. Hoewel weerbaarheid gewenst is om diepte-investeringen veilig te kunnen stellen, rijst volgens Deloitte de vraag “in hoeverre verdere vermogensversterking voor de lange termijn écht nodig is”.
Gefuseerde ziekenhuizen
Deloitte besteedt in de analyse ook aandacht aan gefuseerde ziekenhuizen. Tussen 2010 en 2016 kwamen er veertien juridische fusies tussen ziekenhuizen tot stand. De tien gefuseerde ziekenhuizen die voor 1 juni gepubliceerd hebben behaalden volgens Deloitte vorig jaar een lager resultaat (circa 2 procent) dan niet-gefuseerde ziekenhuizen. Fusies worden onder meer ingezet om de financiële weerbaarheid te verhogen door bijvoorbeeld efficiencyverhoging en inkoopvoordelen. Uit de analyse blijkt dit echter niet, stelt Deloitte.
Wil-Jan van de Rijdt, audit partner bij Deloitte, geeft aan dat nog niet is onderzocht hoe verklaarbaar is dat gefuseerde ziekenhuizen lagere financiële resultaten boeken. “Het kan veroorzaakt zijn door frictiekosten die fusies nu eenmaal opleveren, of doordat de fusie nodig was omdat één van de fusiepartners financieel zwak presteerde en een fusie nodig had om te overleven. Maar het kan ook aan de opbrengstenkant liggen als verzekeraars synergievoordelen van de fusie in de prijzen verdisconteren of als omzet door de fusie weglekt naar andere ziekenhuizen.” Deloitte gaat dit nader onderzoeken als alle jaarrekeningen van ziekenhuizen gedeponeerd zijn.
Onregelmatigheidstoeslag
In de langdurige zorg liep het gemiddelde resultaat in 2016 opnieuw terug. De financiën zijn volgens Deloitte op korte termijn veelal op orde, maar het is de vraag of dat zo blijft op de lange termijn. Het aantal VVT-instellingen met een negatief netto resultaat is meer dan verdubbeld van 44 in 2015 naar 91 in 2016. Dit is voornamelijk veroorzaakt door de afkoop van verplichtingen over verstreken jaren om onregelmatigheidstoeslagen (ORT) door te betalen bij verlof. De VVT is de eerste sector waar deze afkoop in de CAO is opgenomen.
Op een totale omzet van 16,1 miljard blijft onder aan de streep slechts 14 miljoen euro resultaat over, heeft Deloitte berekend. “Het resultaat in de VVT zou hoger liggen zonder afkoop van ORT; de verwerking hiervan in de nieuwe CAO heeft een negatieve impact op het weerstandsvermogen van de sector ultimo 2016. Voor de instellingen met een ruime vermogenspositie is de impact beperkt, maar voor de instellingen die toch al een beperkte buffer voor tegenvallers hebben geldt dat zeker niet.”
Vooral kleinere instellingen hebben het zwaar. De tien financieel slechtst presterende instellingen rapporteren gemiddeld genomen 2,2 miljoen euro negatief resultaat met een gemiddelde omzet van 24 miljoen euro. De overige VVT-instellingen hebben een gemiddelde omzet van 75 miljoen euro met een gemiddeld positief resultaat van 200.000 euro.
Gehandicaptenzorg en ggz
De gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg (ggz) deden het in 2016 beter met een gemiddeld netto resultaat van 1,5 procent respectievelijk 0,9 procent. Maar ook hier is sprake van een dalende trend ten opzichte van 2015 toen nog marges werden gerapporteerd van gemiddeld 1,9 procent. Van de 72 ggz-instellingen rapporteerden 16 instellingen een negatief resultaat ten opzichte van 14 instellingen in 2015.
Door het langdurige karakter van de zorg aan cliënten heeft de gehandicaptenzorg een stabiele vraag en daarmee exploitatie. De omzet groeide met 0,3 procent in 2016, terwijl de bedrijfskosten stegen met 2,9 procent, voornamelijk als gevolg van de zorgverzwaring in de sector en de daarmee samenhangende groei van de personeelskosten. De gehandicaptenzorg is overigens het best presterende segment van de langdurige zorg in termen van het netto resultaat.