Het was terecht dat het Openbaar Ministerie (OM) een strafrechtelijk onderzoek begon naar de huisarts in Tuitjenhorn, die een terminaal zieke patiënt veel meer morfine toediende dan is toegestaan. Ook heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) terecht het OM ingeschakeld, nadat zij door het AMC in Amsterdam was geïnformeerd over de zaak.
Dit concludeert de evaluatiecommissie die de zaak heeft onderzocht, op verzoek van de ministers van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Huisarts Nico Tromp diende in augustus 2013 een terminaal zieke patiënt 1000 milligram morfine toe. De patiënt overleed al gauw daarna. Een coassistent van het AMC was daarbij aanwezig en ze had veel vragen bij het handelen van de huisarts. Ze besprak die met hem en meldde het vervolgens bij haar begeleider in het AMC, die de IGZ inlichtte. De inspectie schakelde daarop het OM in. Tromp pleegde zelfmoord in oktober. Niet veel later stopte het OM het strafrechtelijk onderzoek.
Onzorgvuldigheid
Er was sprake van één onzorgvuldigheid, volgens de commissie, onder leiding van Carel Bleichrodt, oud-vicepresident van de Hoge Raad. De commissie noemt het “onzorgvuldig en zeer pijnlijk” dat het OM op 4 februari een brief heeft gestuurd aan Nico Tromp, dat door zijn overlijden de zaak werd geseponeerd. Dit was het gevolg van een administratieve fout. Terecht heeft het OM daarvoor aan de weduwe van de arts zijn excuses aangeboden, aldus de commissie.
De commissie stelt verder dat alle partijen zorgvuldig hebben gehandeld. Het AMC heeft de dood van de terminaal zieke patiënt terecht gemeld aan de IGZ, die het vervolgens ook terecht doorspeelde naar het OM. Het parket Noord Holland heeft het strafrechtelijk onderzoek goed georganiseerd en voortvarend en zorgvuldig verricht. Volgens de commissie is er rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de huisarts, die zich op enig moment liet opnemen in een ggz-instelling, en blijkt dit bijvoorbeeld uit het feit dat hij tijdens het onderzoek niet in de cel heeft gezeten.
Niet voldoende vertrouwen
Tegelijkertijd plaatst de commissie kritische kanttekeningen bij een aantal punten in het optreden van OM en IGZ. Uit de zaak-Tuitjenhorn blijkt dat er onder met name de huisartsen niet voldoende vertrouwen in de IGZ was. De commissie vindt dat de IGZ grondig moet investeren in de relatie met de huisartsen, zodat er een basis van vertrouwen ontstaat en het gezag van de Inspectie is geaccepteerd. Dat vergt ook investeringen van de beroepsgroep zelf. Professioneel toezicht op basis van gezag en vertrouwen is in het belang van de patiënt, stelt de commissie. De patiënt moet kunnen rekenen op verantwoorde medische zorg, juist ook in de laatste fase van het leven.
Ook over het handelen van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) is de commissie kritisch. Zij erkent dat de LHV een belangenvereniging is. “Niettemin kan de commissie zich niet aan de indruk onttrekken dat de LHV onvoldoende afstand heeft weten te bewaren tot de beeldvorming.” Daarbij, schrijft de commissie, is de LHV de tolk geworden van het wantrouwen in de Inspectie. Zonder over voldoende gegevens te beschikken, vroeg de vereniging direct om een externe evaluatie, waarin ze in feite elke stap van de IGZ achteraf getoetst wilde zien in plaats van nader aan te dringen op aanvullende informatie.
Betere afstemming
Ook stelt de commissie dat een betere afstemming tussen OM en IGZ gewenst was geweest. Begin oktober legde de Inspectie een bevel op aan Tromp dat hij voorlopig niet als arts binnen zijn praktijk mocht werken. Enkele dagen later nam ook het OM een maatregel. Het OM dient een vordering inbewaringstelling bij de rechtercommissaris in. De vordering wordt toegewezen en geschorst onder meer op voorwaarde dat de arts zich zal “onthouden van handelingen in het kader van euthanasie of palliatieve zorg”.
De commissie stelt dat het samenwerkingsprotocol tussen de IGZ en het OM uitgebreid zou moeten worden met afspraken over afstemming in de fasen na het strafrechtelijk opsporingsonderzoek. “Een dergelijke regeling kan zich beperken tot een procedurele afspraak voor het onderhouden van verdere contacten, een wederzijdse informatieplicht en een verbintenis om mogelijke problemen gezamenlijk aan te pakken.”
Onderling vertrouwen
Het kabinet neemt de aanbevelingen van de commissie over. Dit betekent onder andere dat de relatie tussen IGZ en huisartsen zo verbeterd wordt dat er onderling vertrouwen komt en dat huisartsen het gezag van de IGZ gaan accepteren. De interne en externe communicatie van de IGZ moet worden versterkt. Ook wordt het samenwerkingsprotocol tussen OM en IGZ verbeterd.
Tot slot is het belangrijk dat de afdeling communicatie van de IGZ in dit soort gevallen vanaf het begin inhoudelijk betrokken is en dat de kennis en vaardigheden voor communicatie in de organisatie van de IGZ worden versterkt om zo meer effectieve handelwijzen te ontwikkelen voor de omgang met de media.