Bijna 8400 mensen hebben antwoord gegeven op de enquête. Ze konden op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe groot hun vertrouwen in de wetenschap is. Iets meer dan 34 procent gaf een 9 of een 10, de hoogst mogelijke cijfers. Bij de vorige enquête, in 2021, was dit bijna 21 procent. De groep mensen die een onvoldoende gaf, groeide van bijna 10 procent naar bijna 15 procent.
Iets meer dan de helft van de ondervraagden behoorde tot de overgebleven groep. Zij gaven een 6, een 7 of een 8 als cijfer, dus voldoende of ruim voldoende. Vier jaar geleden vormde die groep bijna 70 procent.
Gemiddelde stijgt licht
Gemiddeld kwamen de deelnemers uit op een 7,5 voor de wetenschap. Dat is een fractie hoger dan de 7,4 van vier jaar geleden. Rathenau noemt dat opvallend, omdat het vertrouwen in onder meer de regering, de Tweede Kamer, de rechtspraak, media, vakbonden en grote bedrijven is gedaald. Daarnaast hebben de mensen weinig vertrouwen in “hoe politici wetenschappelijke inzichten gebruiken voor beleid”.
Stad versus platteland
Uit de enquête komt ook naar voren dat inwoners van grote steden meer vertrouwen in de wetenschap hebben. Zo gaven Utrechters gemiddeld een 8,3 en Eindhovenaren een 8,2. Amsterdammers, Tilburgers, Groningers en Maastrichtenaren kwamen uit op een 8. Ruim vijftig deelnemers woonden in Bergen op Zoom, en zij kwamen gemiddeld op een 5,9 uit. In het Friese Opsterland kreeg de wetenschap een 5,1.
Vertrouwen in gezondheidsonderzoek
Ook is er verschil tussen wetenschappelijke terreinen. Veel mensen hebben vertrouwen in onderzoek naar gezondheid en vaccinaties. In wetenschappelijk onderzoek naar kunstmatige intelligentie en genetisch gemodificeerde organismen is veel minder vertrouwen. (ANP)