Foto; Marjolein Annegarn
Als hiv-consulent en verpleegkundige weet Loek Elsenburg waar hij over praat. In de maanden mei en juni zag hij een duidelijke stijging van het aantal hiv-diagnoses in de DC Kliniek waar hij werkt. Shockerend, vindt Elsenburg die ook voorzitter van de Hiv Vereniging is. Vooral omdat het voornamelijk om jonge mensen gaat die een hiv-diagnose kregen.
Persoonlijk drama
Elsenburgs persoonlijke ervaring sluit aan bij de cijfers die Stichting hiv monitoring jaarlijks in aanloop naar Wereld Aids Dag naar buiten brengt. Vorig jaar bleek dat de daling van het aantal nieuwe hiv-infecties stagneert rond de 425. En dat bijna een derde van die nieuwe hiv-diagnoses vastgesteld is bij de groep jongeren (15 tot 30 jaar). “Dat is met name een persoonlijk drama. Met hiv valt in Nederland goed te leven. De zorg is goed, de medicatie doet haar werk. Maar het stigma dat aan hiv kleeft, zorgt ervoor dat het nog steeds een grote impact heeft op de levens van mensen met hiv.”
Meer voorlichting
Hoe komt het dat juist het aandeel jongeren zo hoog is onder de nieuw geïnfecteerden? Volgens Loek Elsenburg is er een verband met het gebrek aan voorlichting en informatie. “Ik zie dat deze jonge mensen de boodschap over seksuele gezondheid niet of nauwelijks hebben gekregen. Het gaat in dit geval over jongens die net seksueel actief zijn geworden en geen maatregelen hebben genomen om een hiv-infectie te voorkomen.” Hij erkent dat dit misschien naïef is, maar ziet ook dat voor deze groep jongeren de route naar GGD’s en huisartsen – om je te beschermen of laten controleren –nog geen vanzelfsprekende is. “Een hele generatie wordt nu seksueel actief die slecht geïnformeerd is. Daar moeten we oog voor hebben.”
Rol voor alerte artsen
Naar schatting hebben ruim 25.000 mensen in Nederland hiv. Bij het merendeel van deze mensen (ruim 21.000) wordt het virus succesvol onderdrukt. Toch weten zo’n 1.500 mensen niet dat ze hiv hebben. Omdat ze zich niet willen of durven te identificeren met mensen met hiv. Daarmee zijn zij voor een deel verantwoordelijk voor het in stand houden van de epidemie. Elsenburg was zelf ook iemand die alle tekenen van een infectie had maar die realiteit ontliep. Totdat een oplettende internist uit een vorig ziekenhuis waar hij werkte, hem op de man af vroeg hoe het eigenlijk met hem ging. “Een huisarts kan ook zo’n rol vervullen. Maar dan moet je wel doorvragen als iemand zich meldt met bijvoorbeeld klachten die bij een soa horen. In het gesprek dat dan kan ontstaan, kun je het vertrouwen voelen om iemand een hiv-test aan te bieden.”
PrEP beter beschikbaar maken
Om opnieuw een daling in het aantal hiv-infecties te forceren, moet Nederland naast voorlichtingscampagnes en alerte (huis)artsen inzetten op het beter beschikbaar maken van PrEP (pre-expositie profylaxe), vindt Elsenburg. “Ik zie daar een rol in voor huisartspraktijken. We doen het als Nederland slecht als het gaat over de inzet van PrEP. Pillen zijn er genoeg. Alleen is de druk op de GGD’s groot en is hun financiële speelruimte beperkt. Daardoor moeten ze vaak nee verkopen.” De voorzitter van de Hiv Vereniging denkt dat het tij met relatief weinig inspanning te keren valt. Coördinatie en verantwoordelijkheidsgevoel spelen daarin een centrale rol. “Als we alles wat we in huis hebben om nieuwe infecties te voorkomen op de juiste manier inzetten, dan kunnen we als Nederland de doelstelling naar 0 infecties in 2040 bereiken.”
Taboe doorbreken
Nieuwe verhalen rondom hiv hebben daarbij een belangrijke functie. Veel mensen hebben het beeld van Paul de Leeuw op bed bij aidspatiënt René Klijn nog scherp op hun netvlies. Dat is behoorlijk achterhaald. Nieuwe verhalen kunnen laten zien dat het leven met hiv echt niet zo dramatisch is. Elsenburg: “Daarmee doorbreek je niet alleen een deel van het taboe dat er op hiv rust en verklein je het stigma. Ook verminder je de angst bij mensen om zich te laten testen.”
