Doelmatigheid en transparantie van klinisch geneesmiddelonderzoek in Nederland is onder de maat. Minder dan de helft (45 procent) van de studies is goed uitgevoerd en gerapporteerd in de wetenschappelijke literatuur.
Dat concludeert Sander van den Bogert die op 4 oktober promoveert aan de Universiteit Utrecht. Jaarlijks worden in Nederland zo’n 600 klinische geneesmiddelenstudies aangemeld bij de geaccrediteerde medisch-ethische toetsingscommissies (METC’s). Van den Bogert ging na wat er van deze studies terechtkomt na de beoordeling door de METC. Daarnaast onderzocht hij hoe de gegevens hierover, die de regulerende overheidspartijen routinematig verzamelen, kunnen worden ingezet om de efficiëntie van de regulering te verhogen.
Verspilling
Van den Bogert vond dat 45 procent van alle klinische geneesmiddelenstudies die in 2007 door de METCs werden beoordeeld, op een goede manier zijn uitgevoerd en gerapporteerd in de wetenschappelijke literatuur. Dit impliceert dat de investeringen in meer dan de helft van alle klinische geneesmiddelenstudies deel verspild zijn. Ook betekent dit dat de ethische norm dat alle studies met proefpersonen moeten worden gepubliceerd, vaak niet wordt nagekomen. Daarnaast is het waarschijnlijk dat veel studies niet worden gepubliceerd omdat de resultaten onvoordelig zijn voor de onderzoekers of sponsor. De kans op bias in de wetenschappelijke literatuur over geneesmiddelen is daarom groot, constateert Van den Bogert.
Maatregelen
Volgens Van den Bogert zijn dan ook verdere maatregelen nodig om de transparantie van klinisch geneesmiddelenonderzoek te verbeteren. Regulerende instanties zoals METC’s zouden actiever moeten gaan toezien op het tijdig publiek maken van studieresultaten en -protocollen. Ook stelt hij dat de beloningsstructuur binnen academische en commerciële onderzoeksinstellingen aangepast moet worden, zodat niet alleen de studies met een hoge impact of significante positieve resultaten worden beloond.