Bij de introductie van het huidige Raad van Toezichtmodel is een adagium ontstaan dat tot de dag van vandaag door nagenoeg alle toezichthouders wordt gehanteerd: de Raad van Bestuur bestuurt, niet de Raad van Toezicht. Dit uitgangspunt heeft er jarenlang toe geleid dat Raden van Toezicht op aanzienlijke afstand van de bestuurdersstoel bleven, haast overdreven ver.
Kentering
Zo zijn Raden van Toezicht vaak huiverig om contacten te onderhouden met medezeggenschapsorganen of managers onder het niveau van de Raad van Bestuur. Ook andere mogelijkheden om informatie te krijgen over het wel en wee van een organisatie worden door vele toezichthouders afgeweerd, uit angst om in het vaarwater van het bestuur te komen. Het uitgangspunt dat de Raad van Bestuur bestuurt, is zelfs als excuus gaan dienen: “wij bepalen het beleid niet.” Zo langzamerhand lijkt er echter sprake te zijn van een kentering. Steeds meer toezichthouders vinden dat zij zichzelf een goed beeld moeten kunnen vormen van het reilen en zeilen van organisaties, ook los van de informatievoorziening door de Raad van Bestuur.
Achtergrond
In de discussie over de verdere ontwikkeling van het toezicht wordt steeds meer aandacht besteed aan de verdere professionalisering van de Raad van Toezicht en de individuele toezichthouder. Dat komt mede doordat inmiddels is aangetoond dat Raden van Toezicht steeds beter voldoen aan allerlei formele governance-vereisten, zoals het verantwoording afleggen in het jaarverslag, het werken met functieprofielen bij de werving van nieuwe toezichthouders en zo voorts. Toch hebben al deze ontwikkelingen nog niet geleid tot een breed gedeeld oordeel dat het met het toezicht in de Nederlandse gezondheidszorg wel goed zit. Een van de antwoorden op de vraag waarom dit zo is, luidt dat toezichthouders de laatste jaren te veel hebben gelet op geld en bouw -onroerend goed. Er moet nu meer aandacht komen voor de zorginhoud, bij voorbeeld door in Raden van Toezicht meer mensen op te nemen met een zorginhoudelijke achtergrond.
Kernopdracht
Het ziet ernaar uit dat de afstand tussen de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur in de komende jaren weer zal afnemen. Voor zover dit gaat over een voldoende brede en gevarieerde informatievoorziening aan toezichthouders is dit een prima ontwikkeling. Toezichthouders moeten echt een gevoel kunnen krijgen bij wat er allemaal speelt in een organisatie: mondelinge en papieren informatie van bestuurders alleen (zeker als er een eenhoofdige Raad van Bestuur is) is dan volstrekt onvoldoende. Als echter de afstand tot de bestuurdersstoel wordt verkleind door meer bemoeienis van toezichthouders met de inhoud van het werk en de diverse beleidskeuzes die bestuurders maken, dan schieten we te ver door! Het is van belang dat toezichthouders zich beperken tot hun kernopdracht: erop letten dat het bestuur de doelstellingen van de organisatie realiseert binnen de financiële kaders en de vigerende wet- en regelgeving. Dit impliceert onder andere dat de zogenaamde adviesfunctie van de Raad van Toezicht vooral moet worden opgevat als een klankbordfunctie en als advies op het bestuurlijke proces, NIET op de inhoud van het beleid.