De Gezondheidsraad wil dat wetenschappers op een degelijke manier onderzoeken of preventieprogramma’s tegen overgewicht eetstoornissen in de hand werken. Het is vooral belangrijk dat wordt vastgesteld of kinderen en jongeren eerder aan anorexia of boulimia nervosa gaan lijden, als ze worden gestimuleerd om iets aan hun gewicht te doen.
Deugdelijk wetenschappelijk onderzoek
Dat staat in het advies Voor dik en dun, dat de raad dinsdag heeft uitgebracht. Volgens de raad is er tot nu toe geen deugdelijk wetenschappelijk onderzoek beschikbaar, terwijl de meningen over preventieprojecten tegen overgewicht en vetzucht uiteenlopen. Sommige deskundigen menen dat veel aandacht voor overgewicht kan leiden tot ziekelijke magerzucht door heel weinig te eten, maaltijden over te slaan, geforceerd braken en gebruik van laxeermiddelen en plaspillen.
Meer bewegen, minder eten
Veel Nederlanders zijn te dik en de aandacht daarvoor is de laatste jaren snel toegenomen. Programma’s om de bevolking te verleiden tot meer bewegen en minder eten buitelen over elkaar heen. Volgens de Gezondheidsraad zijn dergelijke programma’s effectiever en ook gezonder dan lijnprogramma’s, die de nadruk leggen op afvallen en streefgewicht.
Kenmerken beginnende eetstoornis
“Programma’s die gewicht centraal stellen, zouden riskant lijnen, ontevredenheid over het lichaam en stigmatisering in de hand kunnen werken”, staat in het advies. In Nederland wordt het advies ‘minder eten, meer bewegen’ het vaakst gegeven, stelt de raad. “Maar niemand kan met zekerheid zeggen of deze preventieprojecten eetstoornissen voorkomen of juist stimuleren, of er helemaal geen invloed op hebben.” De raad wil dat er een onderzoek komt dat onder meer aandacht besteedt aan de kenmerken van een beginnende eetstoornis. (ANP)