De geestelijke gezondheidszorg in Nederland is internationaal gezien van hoog niveau en innovatief. Wel dreigen de investeringen en kennisontwikkeling achter te blijven bij de groeiende ziektelast.
Dat constateert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in het rapport ‘Making Mental Health Count’. Nederland heeft volgens de OESO met name voortgang geboekt op het terrein van uitkomstgericht, evidence based werken. Ook is Nederland wat de OESO betreft wereldleider op het gebied van e-mental health en heeft het cliëntenparticipatie goed georganiseerd. Opmerkelijk zijn de OESO complimenten voor het dbc-systeem en de prestatie-indicatoren, die in ggz-kringen in Nederland kritiek krijgen vanwege de complexiteit.
Bedden
De OESO heeft ook kritiek, onder meer op het feit dat Nederland nog altijd een relatief hoog aantal klinische bedden telt in vergelijking met andere landen. Daarnaast doet Nederland volgens de OESO weinig tot geen onderzoek naar psychische stoornissen bij jongeren. Ook ontbreekt kennis over verschillen hierin bij subgroepen, zoals kinderen van immigranten en niet-immigranten.
Een ander punt van zorg van de OESO zijn de investeringen in de ggz. Die blijven volgens de OESO achter bij de te winnen opbrengsten. Zo is depressie in Nederland de ziekte met de hoogste ziektelast (8,2 procent) nog voor kanker of hart- en vaatziekten. Depressie zorgt voor 12 miljoen extra ziektedagen, dit kost Nederland elk jaar 2,7 miljard euro.
Onderbehandeling
Nederland staat niet alleen met het beperkte budget voor ggz. Volgens de OESO moeten vrijwel alle landen hun inspanningen vergroten om de ggz op een hoger plan te krijgen. Volgens de OESO worden geestelijke aandoeningen in vrijwel alle landen onder behandeld, terwijl 15 procent van de bevolking er op enig moment mee te maken heeft. Een derde tot de helft van de mensen met een stoornis krijgt volgens de OESO geen behandeling en dat terwijl mensen met een stoornis tot 20 jaar eerder overlijden en zes tot zeven keer vaker werkloos zijn.