© beeboys / stock.adone.com
Het kabinet werkt al langer aan een investeringsmodel voor preventie. De richtlijn passend bewijs preventie is daarin de eerste stap. De richtlijn is opgesteld door een onafhankelijke Adviescommissie in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies moet onderzoek en beleid naar preventie ondersteunen.
Passend bewijs
De Adviescommissie kreeg de opdracht om een richtlijn te ontwikkelen waarmee het bewijs dat een preventiemaatregel werkt op de juiste manier kan worden bepaald. Het bewijs moet vervolgens gebruikt worden bij (financiële) besluitvorming. De commissie heeft relevantie bewijsmethoden in kaart gebracht aan de hand van literatuurstudie, ervaringen en richtlijnen op verschillende wetenschappelijke terreinen en in andere landen, interviews met experts en gesprekken met stakeholders.
De Adviescommissie adviseert de richtlijn toe te passen op het volledige preventiebeleid, zowel binnen als buiten de gezondheidszorg, dat zich primair of secundair richt op het behouden van een goede gezondheid of het voorkomen van het ontstaan of verergeren van gezondheidsproblemen. Daarmee is de richtlijn van toepassing op bijvoorbeeld vaccinaties, bevolkingsonderzoeken, regulering en beprijzing, maar ook secundaire preventie zoals armoedebeleid of maatregelen in de leefomgeving.
Ondergrens
De commissie heeft een duidelijke ondergrens vastgesteld waar het gaat om het vaststellen van effectiviteit. Passend bewijs betekent dat vastgesteld moet worden wat er zou gebeuren zonder de maatregel. Er moeten vergelijking plaatsvinden van een situatie met en zonder een preventiemaatregel. Daarom is het belangrijk dat er naast de interventie groep ook een controlegroep is. Dit geldt voor alle maatregelen. Deze ondergrens is bepaald aan de hand van de stand van de wetenschappelijke literatuur voorbeelden laten zien dat deze ondergrens in de praktijk in verschillende domeinen haalbaar is.
Context van de maatregel
De tweede conclusie van de adviescommissie is dat veel onderzoeken zijn gedaan in een andere situatie dan waar het beleid over gaat. Daardoor kun je de resultaten niet zomaar met elkaar vergelijken. Daarom moet goed worden gekeken of de resultaten ook toepasbaar zijn op de eigen context, nadat eerst is vastgesteld dat de maatregel goed werkt. Het vraagt om een precieze analyse van de context, van de belangrijkste werkzame onderdelen uit de maatregel en de mogelijkheden om de maatregel uit te voeren in de praktijk.
Langtermijneffecten
De adviescommissie schrijft als derde conclusie dat het vaststellen van langetermijneffecten onderdeel is van passend bewijs. Veel interventies hebben pas op langere termijn meetbare effecten waardoor een beoordeling van interventies op effectiviteit op korte termijn vaak negatief uitvalt. Een probleem hierbij is dat er vaak geen tijd is om langetermijneffecten af te wachten, zeker niet wanneer effecten zich over een periode van decennia manifesteren.
De commissie adviseert daarom om te kijken naar betrouwbare tussenresultaten, die een goede aanwijzing geven voor wat het langetermijneffect zal zijn. Deze tussenresultaten moeten wetenschappelijk onderbouwd zijn en worden meegenomen in de meting van het effect.
Meer tijd en geld
De richtlijn heeft gevolgen voor onderzoek en beleid over preventie. Ten eerste zorgt de eis om voldoende bewijs te leveren er waarschijnlijk voor dat onderzoek duurder wordt. De adviescommissie adviseert daarom om meer geld beschikbaar te stellen voor onderzoek waarin ook wordt gekeken naar een controlegroep, dus wat er zou gebeuren als de maatregel niet wordt uitgevoerd. Ook vraagt de richtlijn extra tijd van beleidsmakers, omdat de minimale eisen veranderen. De commissie stelt daarom een overgangsperiode voor zodat beleidsmakers kunnen voldoen aan de richtlijn.
Wanneer passend bewijs volgens de richtlijn vereist is of wanneer een minder stevige onderbouwing volstaat is volgens de Adviescommissie onderdeel van politieke besluitvorming.
Belangrijke stap vooruit
Volgens staatssecretaris van Jeugd Preventie en Sport Judith Tielen is de richtlijn een “belangrijke stap voorwaarts om in de toekomst beter onderbouwde besluiten te kunnen nemen over publieke inzet op gezondheid. “Ik ben van mening dat onderzoek dat voldoet aan de richtlijn beter onderbouwde besluiten geeft om te investeren in preventie en wil onderzoek vanuit het ministerie in de toekomst ook richten op het creëren van passend bewijs”, schrijft de staatssecretaris in een brief aan de Kamer. In december informeert de staatssecretaris de Kamer over de ontwikkeling van het investeringsmodel, daarbij neemt zij het gebruik van de richtlijn mee.
Vervolg
De volgende stap is de ontwikkeling van een afwegingskader door het RIVM, waarmee de maatschappelijke gevolgen, waaronder kosten en baten van preventiemaatregelen inzichtelijk kunnen worden gemaakt. De nu verschenen richtlijn vormt daarbij het uitgangspunt.
Vervolgens maakt de politiek een afweging en een besluit over het invoeren van de maatregel en de financiering daarvan. Ten slotte worden data verzameld om de effecten van maatregelen te monitoren.


Wat een jammerlijke onzin.
” Passend bewijs” dat roken slecht is voor de gezondheid?
Is er bij VWS dan echt niemand die verstand van zaken heeft?
Hier worden diverse instellingen beloond om opnieuw het wiel uit te vinden.
Wie betaalt dit??