AppleMark
Werkgevers moeten beter hun best doen om mensen te behouden voor de zorg. Dat is een van de belangrijkste conclusies van het eerste rapport van de Commissie Werken in de Zorg. Om personeelstekorten aan te pakken wordt nu vooral ingezet op het werven van nieuw personeel, terwijl de uitstroom een groot deel van die inzet teniet doet.
De commissie Werken in de Zorg is op 1 augustus 2018 ingesteld en heeft als taak de kwaliteit en voortgang van de regionale actieplannen voor de aanpak van (personeels)tekorten (RAAT’s) te monitoren en te stimuleren. De commissie staat onder leiding van Doekle Terpstra, die eerder de aanjager was van het Zorgpact, dat tot doel had om die regionale aanpak te stimuleren.
De eerste rapportage van de commissie is in december naar de Tweede Kamer gestuurd. Een opvallende constatering is dat de zorgsector dweilt met de kraan open. De aanpak van personeelstekorten richt zich op het verhogen van de instroom van nieuw personeel, terwijl de uitstroom van mensen die nu in de zorg werken misschien wel een groter probleem is.
Werksfeer
In 2017 verliet 19,3 procent van de werknemers in Zorg & Welzijn in heel Nederland zijn of haar werkgever. Maar liefst 8,1 procent verliet zelfs de sector. Uit uitstroomonderzoek door drie regionale werkgeversorganisaties blijkt dat in hun regio’s 37 procent van de uitstromende medewerkers niet langer dan twee jaar in dienst is geweest.
De oorzaak is complex, zo stelt de commissie Werken in de Zorg. Het heeft te maken met het management, de inhoud van het werk en de werkdruk, maar ook met onvoldoende werksfeer, onvoldoende professionele trots, niet zelfstandig kunnen werken, onvoldoende flexibiliteit, continuïteit, professionele ontwikkeling, begeleiding op het werk en salaris. Werkgevers lijken niet te weten hoe ze met dit probleem moeten omgaan.
Blik naar binnen
De oplossing vraagt – volgens de commissie – om een kritische blik naar binnen van de organisaties: waarom willen mensen hier niet meer werken? Sommige organisaties en regionale samenwerkingsverbanden doen het vele malen beter dan andere. Wat is er van deze goede voorbeelden te leren?
“Behoud van medewerkers verdient meer aandacht van bestuurders en (intern) toezichthouders”, stelt de commissie dan ook. “Het is een goed te registreren en eenvoudig te begrijpen parameter, die per organisatie (of zelfs per team) onderwerp van gesprek kan zijn. Daarmee kan iedereen in de organisatie bijdragen aan het ‘dichten van het vergiet’. Dit gaat verder dan medewerkerstevredenheid, het gaat om goed werkgeverschap, in de meest brede zin van dat begrip.”
De commissie Werken in de Zorg adviseert de regionale samenwerkingsverbanden om de ambities op het gebied van behoud van medewerkers even ambitieus en concreet te formuleren als dat nu bij instroom gebeurt. Waarbij doelen per organisatie samengaan met collectieve regionale ambities.
“Als instellingen zich gezamenlijk verbinden aan dergelijke ambities dan ontstaat ruimte om ‘in elkaars keuken te kijken’, samen te leren (Hoe doe jij het? Waarom is jouw verzuim zo laag? Wat maakt jouw instelling zo aantrekkelijk?), om sollicitanten te verwijzen naar de buurinstelling als je zelf onvoldoende plek hebt en om af te spreken geen medewerkers bij elkaar weg te trekken”, aldus de commissie.
Belangrijk is volgens de commissie dat zorgprofessionals in de gelegenheid gesteld worden om goede zorg te leveren op een wijze die ook past bij de eigen behoeften en mogelijkheden, des te interessanter het werken in de sector gaat zijn. “Mensen zullen er eerder voor kiezen en de werkenden in de zorg zullen trots en energie ontlenen aan de bijdrage die ze aan de verbetering en innovatie van hun werk kunnen leveren”, stelt het rapport.
Verpleeghuisgeld anders besteden
Het rapport bevat ook een kritiek op het stimuleringsbeleid van de overheid met name op het extra geld dat is gereserveerd voor de verpleeghuiszorg. Dat zou anders moeten worden besteed dan nu is bedacht.
“Er wordt door de overheid 2,1 miljard euro specifiek aan de verpleeghuiszorg besteed, terwijl veruit de meeste ouderen thuis zorg krijgen”, stelt het rapport. “Van de 85-plussers woont 70 procent nog thuis! (..) 85 procent van de genoemde 2,1 miljard dient door de instellingen besteed te worden aan ‘handen aan het bed’, terwijl oplossingen nadrukkelijk ook in ‘anders werken’ en innovatie gezocht dienen te worden. Het helpt mogelijkerwijs als een groter deel van de beschikbaar gestelde middelen aan vernieuwende oplossingen besteed kan worden.”
Het rapport verwijt de overheid tot slot op te roepen tot regionale oplossingen, maar in haar eigen regelingen en systemen zich veelal te richten op afzonderlijke instellingen en sectoren. “Als onderdeel van de werkagenda van het actieprogramma Werken in de Zorg ziet de commissie graag verkend hoe er een betere aansluiting kan komen tussen de regionale, sector overstijgende ambities en de wijze waarop deze vanuit de overheid en andere partijen worden gefaciliteerd en gefinancierd.”
In zijn brief bij het rapport gaat minister Hugo de Jonge (VWS) in op de kritiek. “De commissie geeft aan dat er in de regio’s onduidelijkheid is op een aantal punten van landelijk beleid”, schrijft hij. “Ik zal de regio’s daarom op korte termijn helderheid bieden op die punten, zoals de inzet van de middelen voor SectorplanPlus in de komende periode.”
In het voorjaar komt de minister met een voortgangsbrief waarin hij ingaat op de concrete vervolgstappen die naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie zijn gezet.