Gemeenten en zorgverzekeraars moeten beleidsmatig ruimte krijgen voor preventie. Dat bepleit ZN-directeur Pieter Hasekamp. De overheid moet daarom nieuwe initiatieven niet in hokjes willen plaatsen.
“Bied vooral ruimte aan zorgverzekeraars en gemeenten om dingen te realiseren en probeer niet alles in hokjes te plaatsen”, stelt Hasekamp in het ZN Dossier over preventie. “De vorige minister, Klink, gaf een goede impuls aan het preventiedossier, maar schoot door in de wens vast te leggen hoe een keten-DBC er precies uit moet zien. Je moet ook dingen vanuit het veld kunnen laten gebeuren. Er moet ruimte zijn om op het grensvlak van de drie wetten Zvw, AWBZ en Wmo vernieuwing tot stand te brengen.”
Minder relevant
Met het groeiende aantal chronisch zieken zien zorgverzekeraars volgens Hasekamp preventie steeds meer als onderdeel van hun maatschappelijke taak, ook nu het huidige kabinet enkele preventieve interventies, zoals hulp bij stoppen met roken uit het basispakket heeft gehaald. “Preventie is steeds meer een onderdeel aan het worden van het totale zorgproces. Het is niet zomaar los te knippen uit de totale zorgketen. De huidige opvatting luidt: het hóórt gewoon bij goede zorg. En de vraag of het al dan niet apart benoemd is als onderdeel van de basisverzekering, is daarmee steeds minder relevant aan het worden.”
Kostenbesparing
Daarbij voelen verzekeraars volgens Hasekamp ook steeds meer de financiële noodzaak om in preventie te investeren. “Preventie een middel voor kostenbesparing”, aldus Hasekamp. “Misschien niet op de korte termijn zichtbaar, maar de business case over preventieve zorg in het dementiedossier laat zien dat hiermee een besparing op integraal verblijf wordt gerealiseerd.”
Samen optrekken
Hasekamp bestrijdt dat concurrentie en preventie op gespannen voet staan. “In theorie is de kans aanwezig dat verzekerden weglopen naar de concurrent en dat een verzekeraar daarmee de investering in preventie kwijt is”, zegt Hasekmap. “Maar het argument is te zwaar aangezet. De overstappercentages liggen in de orde van vijf procent. Gemiddeld hou je als zorgverzekeraar je verzekerden dus twintig jaar vast. En chronische patiënten stappen zelfs nog minder over. Lastiger is dat een aantal vormen van preventie wijkgebonden is. In zulke gevallen investeer je ook voor de verzekerden van je concurrent die in die wijk actief is. Wellicht moeten zorgverzekeraars daar dus samen optrekken.”
Ongezond gedrag
Hasekamp ziet vooralsnog niets in het financieel bestraffen van ongezond gedrag. “De overheid en de zorgverzekeraars moeten wegblijven uit de woonkamers van de burgers”, vindt Hasekamp. “Je kunt mensen nu eenmaal niet verplichten tot gezond gedrag. Mensen die ongezond gedrag vertonen een hogere premie laten betalen is moeilijk uitvoerbaar. Hoe controleer je op gedrag? En in hoeverre is gezond gedrag een keuze? Het is dus slimmer de goede keuze te belonen.’