De proef met de nieuwe bloedtest voor zwangere vrouwen waarmee onder meer het syndroom van Down kan worden opgespoord, roept vragen op bij ChristenUnie en SGP in de Tweede Kamer.
Carla Dik-Faber (ChristenUnie) en SGP-voorman Kees van der Staaij vinden het zorgelijk dat de drempel om te testen of een ongeboren kindje het syndroom van Down heeft, omlaag gaat. “Moeten kinderen eerst een test goed doorstaan voordat ze geboren mogen worden? Laat dat niet zo zijn”, meent Dik-Faber. Van der Staaij heeft gemengde gevoelens. “Een betere test geeft minder kans op een miskraam, maar kan helaas de drempel voor abortus bij het syndroom van Down verlagen.”
Dilemma
Dik-Faber: “Testen op het DNA is misschien wel zonder risico, maar het plaatst ouders voor een geweldig dilemma wanneer zij weten dat ze een kind met Down zullen krijgen. Zo’n ingrijpende test kan niet zonder dat er hele goede voorlichting aan vooraf gaat. Bovendien moet gegarandeerd worden dat ouders het recht hebben om het niet te willen weten. Daar zal ik mij voor inzetten.”
Of de introductie van de zogeheten NIPT-test inderdaad voor een lagere drempel zorgt, moet de proef die de Academische Ziekenhuizen met de test gaan uitvoeren juist uitwijzen. De ziekenhuizen bieden de test nu alleen aan bij vrouwen bij wie een verhoogd risico is vastgesteld op een baby met bijvoorbeeld Down.
Onderzoek
Het onderzoek moet antwoord geven op de vraag of de NIPT-test op den duur beschikbaar moet worden voor alle zwangere vrouwen, zegt laboratoriumspecialist klinische genetica bij het VUmc Erik Sistermans.
Volgens Sistermans, die ook betrokken is bij het onderzoek, zullen hierbij ethische vraagstukken rond de NIPT-test zeker worden meegenomen. (ANP)