Als het aan de Raad van State ligt, worden kinderopvangcentra niet verplicht om alleen maar gevaccineerde kinderen toe te laten. Die verplichting zou praktisch lastig uit te voeren zijn en bovendien maar beperkt nut hebben.
Dat schrijft de Raad van State in een advies over het initiatiefwetsvoorstel van het Tweede Kamerlid Raemakers tot wijziging van de Wet kinderopvang. Het doel van het wetsvoorstel is te regelen dat ouders kunnen kiezen tussen kinderopvangcentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma.
Consequenties
De Raad van State begrijpt het doel van het wetsvoorstel wel, maar wijst op de praktische consequenties. Om uitvoering te geven aan een weigeringsbeleid, zullen kinderopvangcentra van elk kind moeten weten of, wanneer en welke vaccinaties het heeft ontvangen. Dit vraagt niet alleen om een consequente controle, maar ook om een sluitende administratie die de kinderopvangcentra zelf moeten bijhouden.
Nut
Zo’n weigeringsbeleid heeft ook weinig nut, stelt de Raad. Kinderen van jonger dan veertien maanden worden nog niet gevaccineerd tegen bof, mazelen en rodehond. Zij blijven dus een risico lopen op besmetting met infectieziekten in een kinderopvangcentrum.
Tot slot hebben de kinderopvangcentra al ruimte om kinderen te weigeren, binnen de grenzen van het recht op gelijke behandeling en bescherming van persoonsgegevens.