Er bestaat veel verschil van inzicht tussen medisch specialisten en ziekenhuisbestuurders over wie verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de zorg en wie over wat beslist. Dat is de uitkomst van een enquête door Zorgvisie en Medisch Contact.
Dit is een niet ongebruikelijke tegenstelling tussen professionals en bestuurders. Niettemin kopten veel dagbladen: ‘Wantrouwen beheerst relatie medisch specialist en ziekenhuisbestuurder’.
Ander beeld
In hetzelfde nummer van Zorgvisie en MC zijn echter ook gesprekken opgenomen van een aantal voorzitters van medische staven en raden van bestuur. Daaruit komt een heel ander beeld naar voren. Vrijwel zonder uitzondering wordt opgemerkt dat de onderlinge relatie goed is en de voorzitters geven elkaar merendeels een hoog cijfer.
Er zitten dus nogal wat strepen licht tussen de resultaten van de enquête en hoe een aantal voorzitters denken over de relatie tussen artsen en bestuurders in ziekenhuizen. Dat blijkt ook uit de reacties van de NVZ en OMS.
Nuancering
Is er dus sprake van een storm in een glas water? Temeer daar er maar een beperkt aantal artsen en bestuurders is geënquêteerd en daarom getwijfeld kan worden aan de representativiteit van de steekproef? Nog los van het feit dat de vragen niet gingen over wan- dan wel vertrouwen, maar vooral over wie verantwoordelijk is voor wat. Dat denk ik niet. De resultaten van de enquête dienen mijns inziens serieus genomen te worden, maar niet klakkeloos.
Grote veranderingen
De zorg staat aan de vooravond van grote veranderingen. De zorgvraag neemt toe, terwijl er tegelijkertijd een tekort aan personeel en middelen dreigt. Er zal dus niet alleen nog doelmatiger gewerkt moeten worden, ook anders. Mede in het kader daarvan publiceerde de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg deze week een rapport over medisch-specialistische zorg. In dit rapport wordt gepleit voor meer samenhang en samenwerking tussen eerste en tweedelijnszorg en een financiering die daarop toegesneden is. Consequentie daarvan is en moet in de opvatting van de RVZ zijn dat er minder ziekenhuizen komen en dat ziekenhuizen meer specialiseren. Dat is geen eenvoudige opgave en stelt hoge eisen aan samenwerking tussen artsen en bestuurders. En die zijn zich daar ook ten volle van bewust getuige de afspraken die er recent door de NVZ en OMS met het ministerie van VWS zijn gemaakt.
Maatregelen
Maar die afspraken worden onuitvoerbaar indien er inderdaad wantrouwen heerst en geen duidelijkheid is wie verantwoordelijk is voor wat. Mede gezien de hiervoor beschreven discrepantie tussen de resultaten van de enquête van Zorgvisie en MC en wat voorzitters van raden van bestuur en medische staven over hun relatie opmerken, lijkt het mij hoogst noodzakelijk dit verder uit te zoeken. De enquête moet daarom herhaald worden, en in een omvang waardoor niet getwijfeld kan worden aan de representativiteit. Op basis van de resultaten moeten dan maatregelen worden getroffen zodanig dat niet alleen de voorzitters gezamenlijk optrekken in de uitwerking van afspraken, maar ook de staven die zij vertegenwoordigen. Want zonder eensgezindheid en onderling vertrouwen over de totale breedte lukt dat niet. Uiteindelijk is het de patiënt die daarvan de rekening krijgt gepresenteerd.
Wantrouwen?
Vooralsnog ga ik er vanuit dat de conclusie dat de relatie tussen artsen en bestuurders beheerst wordt door wantrouwen van een vraagteken moet worden voorzien. Maar die vraagteken vraagt wel nadere analyse en wel op korte termijn.
Arie C Nieuwenhuijzen Kruseman
Voorzitter KNMG-federatie