Zorgbestuurders moeten zich nadrukkelijker richten op nieuwe business- en financieringsmodellen. Daarbij zou niet langer productiegroei, maar maatschappelijke waarde het belangrijkste ijkpunt moeten zijn.
Deze constatering viel te beluisteren tijdens het jaarcongres van Veroz in Amsterdam. Rode draad van de bijeenkomst van de vereniging ‘Vertrouwen en ondernemerschap in de zorg’ was contractinnovatie. Hoewel er vanzelfsprekend veel kritiek was op de ontoereikende, achterhaalde dan wel knellende financiële spelregels van de overheid, in casu de NZa, staken de aanwezige zorgbestuurders ook de hand in eigen boezem.
Lintje knippen
“Het beeld is nog vaak dat je een goede bestuurder als je zwarte cijfers schrijft en elk jaar vijf procent groei noteert”, stelde directeur Guy Schulpen van eerstelijns bedrijf ZIO in Maastricht. “En je bent een slechte bestuurder als je niet minstens één keer een lintje hebt doorgeknipt om een nieuwe vleugel in gebruik te nemen. Maar bestuurders moeten veel meer gaan kijken naar maatschappelijke toegevoegde waarde. Gezonde krimp is iets wat commerciële bedrijven doorlopend doen. Daar kunnen we van leren dat minder budget niet automatisch minder zorg hoeft te betekenen.”
“We stellen te weinig de vraag welke maatschappelijke kwesties we willen oplossen en welke organisatie daar bij past”, hield Jan Jonker, hoogleraar bedrijfskunde Radboud Universiteit, zijn gehoor voor. “We organiseren ook in de zorg nog te veel volgens de dominante principes van industriële productie en dat doen we in een tijd van transitie en netwerken.”
Jatbaar
Om zijn punt te onderstrepen liet Jonker in korte tijd een groot aantal changemakers de revue passeren. Daaronder ook het voorbeeld van de inmiddels 250 coöperaties van burgers die zelf energie opwekken en terug verkopen aan de energiemaatschappijen. “Nieuwe business-modellen en concepten gaan niet langer alleen van business to business of business to consumer, maar ook van consumer to consumer en consumer to business. Veel van die ideeën zijn uitstekend jatbaar. Denk bijvoorbeeld aan zorgcoöperaties die tijd of diensten gaan verkopen aan reguliere aanbieders, daar moeten we over praten.”
Bloemkool
Meer nog dan praten is innovatie volgens Jonker een kwestie van doen. “Transitie kun je alleen werkenderwijs ontdekken. Er is geen masterplan. Veel digitale changemakers weten de wereld zonder vaststaand concept op z’n kop te zetten.” Dit voorbeeld indachtig zouden zorgbestuurders wat Jonker betreft best wat minder braaf mogen zijn. “Pas als de belastingdienst boos op belt om te zeggen dat bloemkool verbouwen op het dak van de instelling niet kan, bent u goed bezig.”
Rendement
Directeur Willem Lageweg van MVO Nederland benadrukte in zijn betoog dat maatschappelijk verantwoord ondernemen en sociale innovatie, niet alleen een nobel streven is, maar ook een kwestie van zakelijk inzicht. “Bedrijven die echt werk maken van sociale innovatie kennen 14 procent meer winstgroei, een 20 procent hogere productiviteit en een vier maal hoger rendement”, aldus Lageweg. “Toch doet slechts 15 procent van de bedrijven aan sociale innovatie.”
Sociale innovatie in de zorg betekent volgens Lageweg onder meer dat zorgaanbieders de focus moeten verleggen van ziekte en behandeling, naar gezondheid en welbevinden. “MVO Nederland voelt zich wat dit betreft verwant met Machteld Huber van het Louis Bolk Instituut. Zij is de bedenker van de term positieve gezondheid, die ze definieert als het vermogen tot aanpassing en regie.”
De opdracht voor de zorgbestuurder is volgens Lageweg weg te breken uit de knellende kaders die het huidige systeem oplegt. Om dit succesvol te kunnen doen is introspectie onmisbaar. “Bestuurders die in systeem gevangen zitten moeten eerst naar binnen kijken en op zoek gaan naar de intrinsieke motivatie die het persoonlijk startpunt voor iedere verandering is”, aldus Lageweg.
De beslommeringen van Anja van Balen, sectorbankier zorg bij ABN AMRO, bleken vooralsnog van prozaïscher aard. “Zorginstellingen gaan nog te veel uit van groei en gelijkblijvende kostenniveaus. Daarnaast zouden ze eerder naar de bank moeten stappen om hun toekomstplannen door te spreken”, aldus Van Balen. “Het is niet aan de bank om in het zorgproces te treden, maar het is wel onze maatschappelijke functie om er op toe te zien dat financiering ordentelijk verloopt. We willen dus weten hoe een zorginstelling een lening denkt terug te betalen.”
Deze beperkte kijk op de rol van een bankier kwam Van Balen op een reprimande te staan van bestuursvoorzitter Diana Monissen van De Friesland Zorgverzekeraar. “Banken mogen zich juist meer verdiepen in de regio en de zorg van de toekomst”, stelde Monissen. “Als zorgverzekeraar experimenteren wij actief met nieuwe financieringsmodellen als meerjarenafspraken. Wij merken dat instellingen vaak denken: met zo’n meerjarenafspraak kom ik goed weg bij de bank.” Oftewel: banken mogen niet achteroverleunen en wachten tot zorgverzekeraars een onderpand voor bancaire financiering leveren.
Innovator
Volgens zorgondernemer Loek Winter is de terughoudende opstelling van de banken juist een verkapte zegen. “Door niets meer te financieren is de bank onbedoeld de grootste innovator geworden. De consequentie is namelijk dat risicodragende investeerders in dat gat springen en die verlangen betere ondernemingsplannen. Maar ik vind wel dat banken vooral terughoudend zouden moeten zijn bij het financieren van aanbieders die doen wat ze deden. Creatieve destructie zouden ze juist moeten faciliteren, maar ik merk dat ook dan de telefoon vaak niet wordt opgenomen.”