De VNG beschrijft een paar problemen waar kinderen en gezinnen mee te maken krijgen. Zij “worden niet meteen geholpen, maar belanden op wacht- en doorstroomlijsten; zij krijgen soms wel vijf verschillende jeugdzorgwerkers op rij toegewezen in plaats van één vast en vertrouwd gezicht”. Daarnaast is er vaak geen “betekenisvol contact” en werken hulpverleners onvoldoende samen.
Falend stelsel
Die problemen zijn volgens de VNG “symptomen van een falend stelsel”. De betrokken partijen kunnen dit niet zelf oplossen, ze zijn allemaal van elkaar afhankelijk, en daarom wil de VNG een “gezamenlijke strategische herbezinning”.
De inspecties vinden ook dat gemeenten zich te veel bemoeien met de behandeling van jongeren. Wanneer een behandelaar bij een zorginstelling vindt dat een jongere een bepaalde behandeling nodig heeft, wijzen gemeenten die vaak af en dringen ze aan op een goedkopere optie, is de kritiek. Daar gaat de VNG niet op in.
Jeugdzorg: ‘We moeten leren grenzen stellen’
In reactie op de negatieve berichtgeving van de inspectiediensten over de jeugdzorg, zegt ook de sector dat het tijd is om keuzes te maken over wat ze wel en wat ze niet kan doen. Organisaties in de jeugdzorg moeten grenzen stellen en heel duidelijk zeggen wat ze kunnen doen en wat niet haalbaar is. “Dat zal soms pijn gaan doen”, zeggen bestuurders Arno Lelieveld en Nicolien van den Berg van brancheorganisatie Jeugdzorg Nederland in een verklaring.
Werkvoorraden
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJV) constateren donderdag dat de jeugdzorg niet goed zicht heeft op de veiligheid van jongeren. Bovendien duurt het heel lang voor jongeren de hulp krijgen die ze nodig hebben, en soms krijgen ze die helemaal niet. Er is ook te weinig contact met deze groep. Instellingen verbloemen de problemen, bijvoorbeeld door niet over wachtlijsten te spreken, maar over werkvoorraden.
Volgens Lelieveld heeft de sector “te lang geroeid met de riemen die we hebben. Het is tijd om duidelijke keuzes te maken over wat we wel en wat we niet kunnen doen – in het belang van de kinderen die ons het hardst nodig hebben.”
Leiderschap
Jeugdzorg Nederland doet ook een beroep op gemeenten, het Rijk en andere betrokkenen. “Het vraagt nu leiderschap bij alle betrokken partijen in het stelsel om te zorgen dat we de kwaliteit kunnen leveren die van ons verwacht mag worden.” (ANP/Skipr)

Het is al mis gegaan bij de overgang van de Wet op de jeugdzorg (2005 – 2015) naar de Jeugdwet (2005 – ).
In Zeeland had de gedeputeerde Lous Coppoolse (19 september overleden, gedeputeerde van 1995 – 2003) het versnipperde Zeeuwse jeugdzorgveld al vanaf eind vorige eeuw voorbereid op de nieuwe Jeugdwet. Budget werd door de Proviniale Staten vastgesteld. Dit leidde tot veel minder versnippering omdat de Zeeuwse jeugdzorgaanbieders de tijd kregen om samen te gaan!
De Jeugdwet werd ingevoerd vanuit de premisse dat er versnippering en gebrek aan samenwerking was.
Gemeenten waren erg bereid zich het budget voor de jeugdzorg toe te eigenen. Dit betekende dat, waar de Provincie Zeeland zorg droeg voor het organiseren van de Wet op de jeugdzorg door 3 provinciale ambtenaren, ineens de 13 Zeeuwse gemeenten ieder een eigen organisatie inrichtten.
De indicatiestelling kwam veel te dicht op de inkoop van de gemeenten. Marktwerking en verplichte aanbesteding zorgen voor een wildgroei aan (te) kleine jeugdzorgaanbieders.
De koepel Jeugdzorg Nederland was de eerste jaren onhoorbaar en onzichtbaar als belangenbehartiger van de jeugdzorginstellingen.
NB de gemeenten kortten de eerste 2 jaar van de Jeugdwet 25% op het budget wat beschikbaar was voor de uitvoering van de jeugdzorg!