Looptherapie bij etalagebenen onder begeleiding van een gespecialiseerd fysiotherapeut is goedkoper, duurzamer en veiliger dan een operatie. Dat blijkt uit een wetenschappelijk onderzoek van het Landelijk netwerk looptherapie ClaudicatioNet gevestigd in het Catharina Ziekenhuis. Breed uitrollen van de behandelmethode kan een besparing opleveren van 33 miljoen euro per jaar.
Uit de analyse van Hugo Fokkenrood, die is gebaseerd op de database van zorgverzekeraar CZ, blijkt dat de gemiddelde kosten van een dotterbehandeling na twee jaar vijfmaal hoger zijn dan bij een Stepped Care-aanpak. Op basis van een realistisch scenario stelt de onderzoeker dat het aanbieden van de nieuwe behandelstrategie bij alle patiënten met etalagebenen in Nederland een jaarlijkse besparing kan opleveren van 33 miljoen euro. Patiënten met claudicatio intermittens of ‘etalagebenen’, hebben door slagaderverkalking pijn in de benen bij het lopen. In Nederland hebben ruim 400.000 mensen last van etalagebenen. Jaarlijks krijgen 25.000 patiënten deze diagnose te horen.
Uit het onderzoek van Fokkenrood blijkt dat een Stepped Care traject de beste behandelvorm is voor patiënten met etalagebenen, terwijl in de praktijk nog te vaak voor een dotterbehandeling wordt gekozen. Bij zo’n behandeling wordt de vernauwing in het bloedvat met een ballonnetje weggedrukt. Een Stepped Care traject is gericht op het toenemen van bewegen en het verbeteren van de leefstijl. Looptraining is effectief en heeft een langdurig effect, blijkt uit onderzoek. Looptherapie onder begeleiding van een gespecialiseerd fysiotherapeut heeft daarnaast veel meer bijkomende voordelen. Zo wordt naast het aangedane been ook het andere been getraind en neemt het risico op hart- en vaatziekten af.
Heroperaties
Fokkenrood deed zijn studie in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven in samenwerking met het Máxima Medisch Centrum. Uit onderzoek blijkt dat van de vijfduizend patiënten die zich met etalagebenen bij de vaatchirurg meldde, maar bij 14 procent direct gesuperviseerde looptraining werd voorgeschreven. Opvallend is dat bij slechts 6,4 procent van deze patiënten in de follow-up van het behandelprogramma alsnog werd overgegaan tot een operatie. Bij meer dan een kwart (27 procent) van de patiënten die meteen werden geopereerd, was in 35,2 procent van de gevallen binnen twee jaar ook een tweede operatie nodig. Dit hoge percentage kan worden verklaard door het feit dat enerzijds gedotterde vaten opnieuw dichtslibben en anderzijds doordat klachten van het andere been bij een reeds gedotterde patiënt sneller opnieuw in aanmerking komen voor een operatie.