In 2016 stonden minder mensen na overlijden organen of weefsels af: dit aantal daalde met 8 procent. Wel zijn er veel meer niertransplantaties (+11 procent) uitgevoerd met een nier van een levende donor. Dit blijkt uit de voorlopige jaarcijfers van de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS).
Een eerste analyse van de voorlopige cijfers lijkt erop te wijzen dat er in 2016 “veel minder overledenen” medisch geschikt bleken om organen af te staan voor transplantatie. Van de 7684 overledenen op de IC’s in Nederlandse ziekenhuizen waren er 883 medisch geschikt om te doneren. In 2015 waren dat nog 970 van 7833 overledenen.
Ook hebben nabestaanden vaker geen toestemming gegeven voor donatie. Opvallend is volgens de NTS dat nabestaanden ook vaker een donatie hebben tegengehouden terwijl de overledene met toestemming in het Donorregister stond (12 procent versus 7,6 procent in 2015).
Wachtlijsten
De meeste wachtlijsten voor een transplantatie van een orgaan zijn in 2016 gestegen. Per 1 januari 2017 staan er 1071 mensen (+9 procent) op de wachtlijst, terwijl dit er een jaar eerder 984 waren. In vergelijking met 2016 wachten meer mensen op een transplantatie van een nier, long, lever en alvleesklier. Ook de wachtlijst voor een transplantatie met een donorhoornvlies steeg (+13 procent). Het aantal patiënten dat wacht op een hart, op hartkleppen of een bot is juist gedaald.
De stijging van de wachtlijst wordt mede veroorzaakt doordat er vorig jaar 163 patiënten (+13%) meer zijn aangemeld voor een niertransplantatie dan in 2015 (1415 patiënten in plaats van 1252 in 2015). De stijging van het aantal nierdonaties bij leven vond vooral plaats bij donatie tussen verwanten (ouders, broers/zussen etc) (+18 procent). Donatie tussen niet verwanten (partners, vrienden etc) steeg met 4 procent.