Het Eramus MC en RIVM claimen dat langdurige verstoring van het dag-en-nachtritme de kans op borstkanker verhoogt en bovendien leidt tot gewichtstoename. Het wetenschappelijke bewijs is volgens hen een stuk dichterbij gekomen dankzij een studie onder muizen.
De afgelopen jaren komen er steeds meer aanwijzingen dat langdurig werken in ploegendienst een risico voor de gezondheid vormt. Maar een direct oorzakelijk verband konden wetenschappers tot nu toe niet aantonen. De moeilijkheid schuilt volgens Erasmus MC in de verschillen in leefgewoonten tussen dag- en nachtwerkers. “Het is bijvoorbeeld denkbaar dat vrouwen in nachtdienst later kinderen krijgen, ongezonder eten, minder sporten of meer alcohol drinken. Al deze factoren vergroten de kans op borstkanker en gewichtstoename.”
Om te onderzoeken hoe nachtdiensten de gezondheid beïnvloeden, hebben het Erasmus MC en RIVM muizen gebruikt. De dieren zijn hiervoor geschikt omdat ze een genetische mutatie hebben, waardoor ze extra gevoelig zijn voor het ontwikkelen van borsttumoren. In deze studie hebben de onderzoekers de verstoring van het dag-en-nachtritme zo goed mogelijk nagebootst. Daarbij zijn overige factoren die de uitkomst kunnen vertekenen, zoals roken en ongezond eten, uitgesloten.
Wat blijkt? Langdurige verstoring van het dag-en-nachtritme verhoogt het risico op borstkanker. Volgens de onderzoekers komt dit in elk geval niet door veranderingen in melatonineniveaus en vitamine D-niveaus, zoals soms wordt gedacht. “Mechanismes die mogelijk wel ten grondslag liggen aan gevonden effect zijn een chronische verstoring van de biologische klok, en veranderingen in slaap- en eetpatroon.”
Preventieve maatregelen
Inmiddels zijn het RIVM en het Erasmus MC zijn, in samenwerking met het Leids Universitair Medisch Centrum en de Universiteit van München, gestart met een nieuw onderzoek om het effect van preventieve maatregelen te onderzoeken. Voorbeelden van deze maatregelen zijn andere typen roosters en voedingsadviezen. Ook voor dit onderzoek worden muizen gebruikt. Een pluspunt van de dieren is namelijk dat bij hen binnen een jaar kan worden getest of een interventie het risico verlaagt. Dit bewijs vergaren, zou bij studies met mensen minimaal twintig jaar in beslag nemen.