Het Radboud Expertisecentrum Q-koorts in Nijmegen gaat drie verschillende behandelingen tegen de infectieziekte uitproberen bij ongeveer 180 patiënten met Q-koorts. Een besmetting met Q-koorts verloopt meestal mild, maar ongeveer 20 procent van de patiënten ontwikkelt een ernstige ziekte met aanhoudende, hevige vermoeidheid.
Behandelmogelijkheden
Er is nog geen bewezen effectieve behandeling voor degenen met Q-koortsvermoeidheidssyndroom, aldus donderdag het Universitair Medisch Centrum St Radboud (UMC) in Nijmegen. Internisten en infectiologen gaan drie behandelmogelijkheden onderzoeken: langdurig antibioticagebruik, cognitieve gedragstherapie en helemaal niks doen. Het landelijke onderzoek loopt drie jaar.
Bacterie
Q-koorts wordt veroorzaakt door een bacterie, die voornamelijk voorkomt in het vruchtwater en de placenta van besmette geiten en schapen. In de periode dat deze dieren lammeren, kan de bacterie zich makkelijk door de lucht verspreiden. Mensen die een infectie hebben opgelopen, krijgen last van griepachtige klachten. Mensen met een Q-koortsvermoeidheidssyndroom hebben een halfjaar later nog steeds pijn, hoesten veel en zijn heel erg moe. Dat leidt tot ziekteverzuim op het werk en beperkingen in het dagelijks leven. Waarom sommigen zo ziek worden en anderen niet, is volgens het UMC nog niet bekend.
Antibiotica
De specialisten laten een groep patiënten 24 weken lang antibiotica slikken. Over het effect hiervan is nog niet veel bekend. In Nederland is het trouwens ook ongebruikelijk om langdurig antibiotica voor te schrijven wegens het gevaar van resistentie. Een andere groep krijgt eveneens 24 weken pillen, maar zonder werkzame stoffen, zogenoemde placebo’s. De laatste groep krijgt geen medicijnen maar cognitieve therapie, waarvan bewezen is dat die effectief is bij mensen met het chronisch vermoeidsheidssyndroom CVE.
Landelijk kenniscentrum
In Nederland zijn sinds 2007 ongeveer vierduizend mensen besmet geraakt met de Q-koortsbacterie. Het UMC heeft zich ontwikkeld tot landelijk kenniscentrum voor chronische patiënten. Patiënten die mee willen doen aan het onderzoek van het Expertisecentrum, kunnen ZICH via hun huisarts of specialist aanmelden. (ANP)