Aan het recent aangescherpte samenwerkingsprotocol tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar Ministerie (OM) zitten volgens deskundigen nogal wat haken en ogen. Zorgverleners kunnen weinig houvast ontlenen aan het protocol, aldus advocatenkantoor Eldermans|Geerts. Artsenfederatie KNMG op haar beurt noemt het een gemiste kans dat er niets in het protocol staat over de afstemming tussen tuchtrechtelijke en strafrechtelijke procedures die de IGZ en OM kunnen starten.
De IGZ en het OM hebben het uit 2009 stammende protocol over hun onderlinge samenwerking enkele maanden geleden aangescherpt, naar aanleiding van de kwestie-Tuijtjenhorn. Minister Schippers schreef naar aanleiding van de aanscherping aan de Tweede Kamer: “Uitgangspunt van dit aangepaste Samenwerkingsprotocol is dat de IGZ vanuit haar verantwoordelijkheid voor de patiëntveiligheid en het OM vanuit de verantwoordelijkheid voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten binnen de wettelijke kaders samenwerken door elkaar tijdig informatie te verstrekken, door af te stemmen over de meest effectieve en proportionele inzet van het handhavinginstrumentarium en af te stemmen over de communicatie met betrekking tot lopende onderzoeken.”
Zeer ingrijpend
De KNMG zegt het, mede namens de Landelijke Huisartsenvereniging en de Federatie Medisch Specialisten, toe te juichen dat de IGZ en het OM het samenwerkingsprotocol hebben aangescherpt. Een KNMG-woordvoerder zegt: “Beide organisaties hebben andere taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, maar er bestaat onmiskenbaar overlap tussen hun activiteiten op het terrein van de gezondheidszorg, bijvoorbeeld bij vermoedens van overtredingen. Het is daarom van groot belang dat beide instanties met elkaar afstemmen om effectief te werken.” Ook zijn de procedures van beide instanties voor de betrokken artsen en andere zorgverleners ‘zeer ingrijpend’ en moet ‘nodeloze emotionele en tijdsbelasting’ van hen worden voorkomen. “Samenwerking moet voorkomen dat een arts, zoals in de zaak Tuitjenhorn, onnodig gelijktijdig met IGZ en OM krijgt te maken”, zegt de woordvoerder.
Juist met de zaak Tuitjenhorn in het achterhoofd vindt de KNMG dat er verschillende afspraken ontbreken in het protocol en de bijbehorende informatieparagraaf. Zo is het volgens de woordvoerder een ‘gemiste kans’ dat hierin niets staat over de afstemming tussen tuchtrechtelijke en strafrechtelijke procedures die de IGZ en OM kunnen starten. Te vaak worden artsen belast met zowel een tucht- als strafrechtelijke procedure, zonder duidelijke rechtvaardiging. De KNMG vindt dat zeer kwalijk. De artsenfederatie wil met beide organisaties in gesprek ter verduidelijking van de rechten en (medewerkings)plichten van artsen bij toezichts- en handhavingshandelen door IGZ en OM, inclusief door hen te starten procedures, met aandacht voor de impact van die vaak langdurige procedures voor artsen.
Beroepsgeheim
Brenda Leferink van Eldermans|Geerts signaleert in een blog voor Skipr een knelpunt bij het uitwisselen van informatie tussen de IGZ en het OM, waarbij het vaak gaat om medische gegevens die onder het beroepsgeheim vallen. IGZ heeft op basis van wetgeving de bevoegdheid om inzage in patiëntendossier te vorderen en kan die inzage ook afdwingen met een dwangsom. Dit kan volgens Leferink “ongeacht het wel of niet verlenen van toestemming door de patiënt en de geheimhoudingsplicht van de zorgaanbieder die de dossiers beheert.”
Die bevoegdheid wordt volgens de jurist ‘enigszins gewaarborgd’ door een afgeleid beroepsgeheim voor IGZ; wat inhoudt dat de Inspectie de verkregen gegevens ook geheim moet houden. “Voor verstrekking aan het OM gelden daar echter weer uitzonderingen op, bijvoorbeeld indien zonder doorbreking van het afgeleide beroepsgeheim en dus verstrekking van de gegevens aan het OM een strafrechtelijk onderzoek niet mogelijk is, waardoor de waarheid niet aan het licht kan komen.” Leferink wijst zorgverleners erop dat zij zich hiervan bewust moeten zijn bij het, al dan niet vrijwillig, verstrekken van gegevens aan IGZ. Ook moeten zij zich bewust zijn van de eventuele gevolgen van het feit dat het OM dus aan informatie kan komen die in principe valt onder het medisch beroepsgeheim van artsen.
“Al met al”, zegt Leferink, “stelt het protocol wel enige regels voor de samenwerking, maar die zijn te algemeen geformuleerd. Het ontbreken van duidelijke concrete regels maakt dat het lastig zal zijn om vast te stellen of het protocol wel of niet is nageleefd. Een vage norm laat zich lastig toetsen. Wat de waarde van het protocol voor de praktijk is zal moeten blijken. Een zorgverlener kan er in ieder geval weinig houvast aan ontlenen.”