Suzanne Booij, voorzitter van de LAD naar aanleiding van de ‘beleidsarme’ miljoenennota van het demissionaire kabinet-Schoof: “De personeelstekorten lopen op en de werkdruk is hoog. Om te zorgen dat artsen en andere zorgprofessionals hun werk gezond en veilig kunnen blijven doen, zijn scherpe keuzes nodig. Met het oog op de stijgende zorgvraag en het toenemende personeelstekort kunnen we simpelweg niet alle zorg blijven leveren. En dus moet het kabinet het voortouw nemen om een maatschappelijke dialoog aan te jagen over de toekomst van de zorg, juist om te zorgen dat ons zorgstelsel zo toegankelijk mogelijk blijft voor mensen die zorg nodig hebben.”
Booij geeft aan dat we tegenwoordig steeds meer kunnen in de zorg. “Dat is mooi, maar de vraag is: moet het ook altijd? Anders schep je als overheid verwachtingen waaraan de zorg in de toekomst simpelweg niet meer kan voldoen. Dat werkt willekeur en wachtlijsten in de hand. Artsen kunnen preventie nog veel nadrukkelijker bespreekbaar maken en kunnen politici daarnaast helpen met het maken van keuzes.”
Pandemische paraatheid
Ook de UMCNL, voorheen de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), mist visie en een langjarige aanpak van het kabinet. UMCNL is bezorgd dat het kabinet de middelen voor pandemische paraatheid afbouwt en niet structureel investeert in ‘weerbare zorg’.
De umc’s willen investeringen voor het opbouwen van strategische reserves van hulp- en geneesmiddelen, het versterken van veilige data-infrastructuur en onderzoek naar noodzakelijke technologische innovaties.
UMCNL vindt het dan ook onbegrijpelijk dat het kabinet er niet voor kiest de ingrijpende bezuinigingen op preventie, onderzoek en innovatie terug te draaien. “Positief is dat er geïnvesteerd wordt in vaccinaties, bevolkingsonderzoeken en de samenwerking tussen het medische en sociale domein. Voor een effectieve preventiestrategie is het wel nodig om de huidige versnippering van middelen te verminderen.”
Minder grote rol CIZ
Verenso, de vereniging van specialisten ouderengeneeskunde ziet dat er voor de ouderenzorg en de specialist ouderengeneeskunde weinig ruimte is in de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen, maar is blij met het benoemen van het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg (HLO).
In het HLO is aandacht voor het verminderen van de administratieve lasten, waarbij de beroepsverenigingen met initiatieven kunnen komen. Verenso heeft hiervoor concrete voorstellen. “Wij stellen bijvoorbeeld voor om het proces van het indiceren van Wlz-zorg terug te brengen naar de bedoeling. Professionals – de specialist ouderengeneeskunde, huisarts en wijkverpleegkundige – beslissen samen wat nodig is op basis van de zorgbehoefte van de patiënt. Mocht de patiënt of diens familie zich niet in het besluit kunnen vinden, dan is het CIZ er om daarover een besluit te nemen. Maar alleen dan”, aldus Jacqueline de Groot, voorzitter van Verenso.
Geen concrete aanpak arbeidsmarkt
Het landelijke samenwerkingsverband RegioPlus constateert ook dat het stilgevallen demissionaire kabinet geen noemenswaardige nieuwe plannen presenteert om het personeelstekort in zorg en welzijn aan te pakken. “Weliswaar is het goed dat het Aanvullend Zorg en Welzijn Akkoord (AZWA) onlangs is ondertekend door het ministerie van VWS en de veldpartijen, maar een concrete aanpak voor de arbeidsmarkt is er nog niet.”
Wardy Doosje, interim-bestuurder van RegioPlus: “De vergrijzing van Nederland is onontkoombaar, een crisis in zorg en welzijn is dat niet. Maar dan moet het nieuwe kabinet, niet op papier maar in de praktijk, prioriteit geven aan het werken aan toegankelijke en weerbare zorg en welzijn in de regio.”

De zorgwetgeving zou ( na implementatie van „passende“ zorg ook de professionele verpleegkundige zorg, bestaande uit „observatie, begeleiding, verzorging, verpleging en participatie in de behandeling ( zie art 33 Wet BIG ) behoren te indiceren, specifiek te verwijzen en daaraan een passende wettelijke bekostiging ( passend naar werkuren, niveau van deskundigheid en duur ) vast te stellen. Nu is dit wezenlijk onderdeel van het primair proces opgeslokt in de prijs van de zorgorganisatie en dus ( buiten de zorginstelling ) niet beoordeelbaar op passendheid.