Nog geen één op de vijf chronische patiënten die aanmerking komen voor een individueel zorgplan heeft daadwerkelijk een dergelijk plan. Dat blijkt uit een meldactie die patiëntenfederatie NPCF, Diabetesvereniging Nederland, De Hart&Vaatgroep en het Astma Fonds onder achthonderd patiënten hebben gehouden.
De betrokken patiëntenorganisaties zijn teleurgesteld over dit lage percentage. Volgens de patiëntenorganisaties toont de meldactie ook aan dat de kwaliteit van zorg sterk verbeterd door het gebruik van een individueel zorgplan. Niet alleen worden patiënten dankzij een dergelijk plan beter bij hun behandeling betrokken, ook zijn ze positiever over de samenwerking tussen zorgverleners dan mensen bij wie de afspraken over behandeling en ondersteuning niet zijn vastgelegd.
Aansluiten
Zo hoeven patiënten met een zorgplan minder vaak hun verhaal te vertellen en kunnen ze sneller terecht bij andere zorgverleners na een verwijzing. Bijna de helft van de deelnemers met een zorgplan (47 procent) hoefde bijna nooit hun verhaal opnieuw te doen, tegenover 23 procent van de deelnemers zonder zorgplan. Ook sloten de behandelingen van verschillende zorgverleners beter op elkaar aan, waardoor “dubbelzorg” vermeden wordt.
Streefcijfer
De patiëntenorganisaties hebben een brief geschreven aan de Vaste Kamercommissie van VWS, waarin ze aandringen op verbetering van de situatie. De patiëntenorganisaties willen dat zorgplannen een vast onderdeel gaan uitmaken van de zorg voor chronisch zieken. Volgens hen moet de minister een streefcijfer bepalen voor het aantal patiënten waarmee een zorgverlener een zorgplan maakt. Zo worden de zorgverleners ertoe aangezet om de zorg voor chronisch zieken daadwerkelijk te verbeteren en het geld goed te besteden dat ze daarvoor beschikbaar hebben gekregen. Nu krijgen zorgverleners volgens de patiëntenorganisaties op grond van de integrale bekostiging wel betaald voor individuele zorgplannen, terwijl ze in de praktijk verzuimen een zorgplan op te stellen.