Zorgbestuurders voelen zich onvoldoende uitgedaagd door hun raden van toezicht. Volgens bestuurders zouden toezichthouders meer moeten sparren en meedenken. Dit blijkt uit onderzoek van het Nationaal Register en de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in de Zorg (NVTZ) onder een kleine 200 zorgbestuurders.
Zorgbestuurders denken dat een actieve rol van toezichthouders als sparringpartner kan zorgen voor inspiratie en nieuwe inzichten. Nog geen één op drie zorgbestuurders zegt tot nieuwe inzichten te komen op grond van overleg met de raad van toezicht. Daarnaast zijn de geënquêteerde zorgbestuurders van mening dat ook de werkgeversrol van de raad van toezicht vaak onvoldoende is ingevuld.
Positief
Ondanks deze kritische noten zijn zorgbestuurders blijkens het onderzoek overwegend positief tot zeer positief over raden van toezicht. Ruim 60 procent van de respondenten geeft de eigen raad van toezicht een rapportcijfer 8 of hoger. 37 Procent van de bestuurders geeft een 7 of lager.
Managen
Zorgbestuurders zijn met name tevreden over het feit dat toezichthouders de bestuurder niet voor de voeten lopen. Daarnaast weten zorgbestuurders een stevig stempel op het functioneren van ‘hun’ toezichthouders te drukken. “De bestuurders geven heel duidelijk aan dat zij hun raad van toezicht proberen te ‘managen’ door strategische onderwerpen en informatie voor hen te stroomlijnen”, aldus de onderzoekers. “Ook zorgen zij ervoor dat zij betrokken zijn bij de samenstelling van de raad van toezicht, waardoor de waarden van bestuurder en raad van toezicht niet te veel uiteenlopen.”
Spagaat
De onderzoekers constateren dat bestuurders daarmee in wezen onverenigbare verlangens hebben. Hoofdonderzoeker Puck Dinjens van GITP spreekt in dit verband van “een opmerkelijke spagaat”. “Bestuurders zijn enerzijds tevreden dat toezichthouders zich vooral bezighouden met de dagelijkse gang van zaken, strategie en risicomanagement. Tegelijkertijd zeggen ze te willen dat een raad van toezicht dichterbij hen staat en meer als sparringpartner zou fungeren.”
Minder scherp
Een vergelijkbare discrepantie doet zich ook op een ander niveaus voor. Bestuurders ervaren een raad van toezicht die langer samenwerkt als effectiever. Tezelfdertijd stellen bestuurders dat zo’n “ervaren raad” hen gaandeweg minder scherp houdt en dat zij relatief minder vaak tot nieuwe inzichten komen naarmate de samenwerking langer duurt. Ook hebben informele contactmomenten in de ogen van bestuurders weinig toegevoegde waarde, maar de bestuurder die wel regelmatig tussentijds contact heeft, is meer tevreden over de mate waarin de raad geïnformeerd is, meedenkt of waarin de bestuurder tot nieuwe inzichten komt.