Of zorgverleners proberen om ongeboren kinderen in een stuitligging te draaien, verschilt per regio. Dit meldt de Volkskrant op basis van Amsterdams onderzoek. Gemiddeld wordt driekwart van de ongeborenen in stuitligging behandeld, maar in sommige streken slechts 8 procent.
Het al of niet aanpakken van stuitligging kan grote gevolgen hebben voor de gezondheidsperspectieven van de betrokken kinderen. Een kind in stuitligging wordt vaak via een keizersnede geboren, met alle nadelen van dien. “Na een keizersnede is een kind vaak minder fit en de longen zijn soms minder ontwikkeld”, zegt Frank Vandenbussche, hoogleraar verloskunde aan het Radboudumc, in de Volkskrant. “Het contact tussen moeder en kind gaat bovendien iets moeilijker, omdat de moeder niet uit bed kan.” Ook bemoeilijkt een keizersnede een eventuele volgende zwangerschap.
Verminderen
Om deze reden wordt het voorkomen van keizersneden met een draaibehandeling ook internationaal geadviseerd. Toch wordt er in sommige regio’s nauwelijks een uitwendige versie uitgevoerd, aldus AMC-onderzoekers Ageeth Rosman en Floortje Vlemmix. De redenen zijn divers. Verloskundigen die de extra opleiding hebben gedaan om de behandeling uit te voeren, zitten niet in heel Nederland. Sommige zorgverleners bieden de draaiing gewoonweg niet aan of krijgen de zwangere vrouw niet overtuigd van de voordelen, terwijl een draaiing volgens de onderzoekers eenvoudig is uit te voeren en in bijna de helft van de gevallen slaagt.
In Nederland zijn er per jaar 6000 stuitliggingen na 36 weken zwangerschap. Het aantal stuitliggingen bij de geboorte kan volgens de onderzoekers met goede training verminderen van 4800 naar 4500 per jaar.